Katrien Van Effelterre
  • Home
    • Contact
  • Thrillers
    • Levend aas
    • Restafval
    • Doodsengel
    • Onder Controle
    • Vossenspoor
  • Romans
    • Rijp
    • De Ondraaglijke Zwaarte van het Geluk
  • Managementboeken
    • De man die nergens iets over te zeggen had
  • Blog

DE TROPISCHE LANDEN

7/20/2020

0 Comments

 
Kijken naar een tas, dat is de reden waarom ik de winkel binnenga. Want gezien de prijs en de luttele dagen die deze dag van het begin van de soldenperiode scheiden, behoort kopen niet tot het plan. Dat doet mijn afdwalen naar de schoenenhoek ook niet, maar zo gaat het vaak met de beste dingen in het leven, houd ik mezelf voor, dat je ze vindt zonder ze gezocht te hebben.
Wat voor de winkeleigenaar beslist niet geldt in het geval van de verkoopster die hij in dienst heeft genomen. Zij is duidelijk niet het soort vrouw dat je vindt, en nog minder het soort dat je zoekt.
Fors en robuust als een uit de kluiten gewassen baal stro bevindt ze zich nors en zwijgend aan mijn zijde wanneer ik een paar zwarte sandaaltjes bekijk. Het nut van uitlatingen als  ‘goeiedag’ of ‘kan ik u helpen’, ontgaat haar volledig. Net zo goed had ze in een stal kunnen staan, woordeloos wachtend op de eerste koe van wie de hoeven kunnen worden geïnspecteerd.
Zwijgend probeer ik enkele sandaaltjes uit.
Kennelijk is Strobaal erop voorzien dat ik op ieder moment met acht centimeter hoge sandalen de winkel uit kan rennen, want wanneer ik aan mijn derde paar toe ben, probeert ze me naar een andere plek te lokken. Natuurlijk kan ze me daarvoor niet gewoon een duw geven zoals ze met een koe zou doen. En dus zegt ze: ‘Daarginds in de hoek is een spiegel.’
‘Ja, ik had het al gezien. Daar wou ik net naar op weg gaan’, zeg ik fijntjes. 
Bij de spiegel lijkt ze zich al wat meer te hebben verzoend met de gedachte dat klanten moeten worden getolereerd als een noodzakelijk kwaad. Maar dan wel liefst zo kort mogelijk.
Waardoor ze dwaze opmerkingen maakt bij iedere sandaal die ik aantrek.
‘Dat is heel neutraal, dat kan u bij alles dragen!’ ‘Dit is ook heel mooi, en niet duur.’
Hou toch verdomme je mond, als je niets kan zeggen dat ook maar een beetje geloofwaardig klinkt. Waarom leren verkopers nooit dat klanten niet eens de kans krijgen de koop te overwegen als ze geen seconde zwijgen?
De vrouw irriteert me mateloos, waardoor ik met één sandaal aan mijn voet weer naar het schoenenrek strompel.
Maar niet zonder Strobaal, die als een parasiet aan me kleeft.
‘Ik kende dit merk niet’, zeg ik om de voortzetting van mijn exploratieve activiteit te verklaren.
‘Meent u dat?’ reageert Strobaal verontwaardigd. ‘We hebben dat nochtans al lang!’
Geen moment dringt het tot haar door dat ik een potentiële nieuwe klant ben en dat je die doelgroep heel anders moet benaderen. Vriendelijk bijvoorbeeld.
‘Ze zijn heel gemakkelijk. Er zijn mensen die daar een hele dag op kunnen lopen, zelfs met die hakhoogte.’
‘Mmm.’ Tot die groep behoor ik overduidelijk niet. ‘Het is een Spaans merk, zie ik.’
‘Ja. Ze hebben een heel grote fabriek! En in de warme landen, de tropische gebieden enzo, dragen ze allemaal van dat. Ah ja, dat is kurk, wat moeten ze daar anders dragen?’
Ik glimlach sceptisch en kijk haar onderzoekend aan terwijl ik me afvraag of Strobaal weleens in een tropisch land is geweest.
‘Kijkt u nog eens in de spiegel. Want het contrast met wat u nu draagt is wel héél groot hoor!’ lacht ze me haast uit.
‘Uiteraard’, zeg ik kalm, ‘dat is een sneaker. In de westerse landen dragen ze allemaal van dat. Speciaal gemaakt om te stappen, grote afstanden in niet-tropische gebieden. Niet om wat rond te schuifelen in een winkel. Ik kwam trouwens eigenlijk voor een tas. Maar die blijkt zo duur dat ik ze pas koop wanneer er korting is. Ik neem aan dat jullie al meedoen met de aangekondigde actie van volgend weekend en ik niet tot de solden hoef te wachten?’
Strobaal staat nu met de mond vol tanden en moet het aan haar bazin vragen.
Terugkomen doet ze zonder duidelijk antwoord.
‘Met de handtassen, dat is heel beperkt hoor, de korting die we daarop geven’, stamelt ze.
‘Dan zie ik nog wel’, besluit ik kurkdroog. ‘Want wel of geen korting, dat contrast is in deze winkel wel héél groot.’
Thuis ontkurk ik een fles wijn en vraag me af of ik de kurken voortaan moet opsparen om naar de tropische landen te sturen. Toen ik kind was, deden ze dat nog met zilverpapier. Zouden ze daar ook sandalen van gemaakt hebben? 

0 Comments

'DEN DUITS' IN DE ARDENNEN

7/12/2020

0 Comments

 
Wie dacht dat in de Ardennen Frans werd gesproken, heeft het mis. Waar vroeger alleen ‘’t stad’ van iedereen was, geldt dat nu kennelijk ook voor het historisch erfgoed in het Waalse groen.
Welkom in Château Arrogantwerpen.
Bij aankomst bij een statig kasteeltje, blijkt het etablissement meerdere gasten te hebben gelokt, waardoor er nog slechts één parkeerplaats vrij is. Jammer genoeg niet bij één van de laadpalen voor elektrische auto’s die ons via de hoteladvertentie waren beloofd. Eén laadpaal is bezet, de andere onbereikbaar door de auto’s die ervoor geparkeerd staan.
 
Bij het uitstappen worden we door de uitbaatster met enige achterdocht bekeken. Dat ligt misschien aan de wandelkleren die we dragen, dus neem ik meteen iedere twijfel weg door te zeggen dat we hadden gereserveerd.
‘Ja, zoals iederiejen zeker?’ hoont Mevrouw Welkom, die met haar geheel eigen definitie van gastvrijheid meer aristocratische allures doorprikt dan de meest sjofele wandelplunje ooit had kunnen doen.
Of we de laadpaal voor de auto zouden mogen gebruiken, vraag ik desalniettemin beleefd.
De vrouw haalt de armen op.
‘Ja, ge zijt de volgende in de rij. Er is nog iemand onderweg en nadien kunnen jullie laden.’
Dan volgt een uitleg over stroompannes en problemen die ze met één van de laadpalen zouden hebben gehad.
‘Ache in ’t stad zit, komen ze direct, moar hiere is dat een ander verhaal zenne!’
 
Dat laatste geloven we graag.
Alles aan de ontvangst blijkt namelijk een ander verhaal dan datgene wat een logement in een prachtgebouw als dit doet vermoeden.
Op de marmeren vloer van het kasteel zijn grote witte pijlen geplakt, die we in het kader van de coronamaatregelen moeten volgen. Nog voordat de eerste pijl in zicht is, begaan we per ongeluk een misstap door de gastvrouw te volgen naar iets dat op een lobby lijkt.
‘Nee nee, dees hier is mijnen bubbel!’ wijst ze ons meteen terecht.
Vanaf dan gedragen we ons als brave kleuters die bang zijn opnieuw op de vingers te worden getikt. Al zullen er nog vele keren volgen, maar dat weten we dan nog niet, omdat men in Château Arrogantwerpen nu eenmaal nog nooit van klantvriendelijkheid, laat staan van etiquette heeft gehoord.
 
De rondleiding brengt ons via de witte pijlen naar de verschillende ruimtes van het eeuwenoude kasteel.
‘Den Duits hè hie gezeten’, legt de gastvrouw uit bij de toelichting over de geschiedenis van het kasteel.
Wij krijgen steeds sterker de indruk dat hij er nog steeds zit, verkleed als Antwerpenaar.
Op de trap ziet de gastvrouw door het raam een auto rijden, en zegt ze gestresst: ‘O nee, die komen ook al aan’, waardoor ik de spontane neiging om te zeggen ‘laat ons maar, we vinden het zelf wel’, moet onderdrukken. Want bij de kamer zijn we nog niet.
De grote luxueuze kamers hadden volgens het internet allemaal een private externe badkamer, maar de onze heeft dat niet.
‘Ik heb aa nen upgrade gegeven’, legt de vrouw uit, ‘want ‘gij had een badkamer in de gang hè’ – dat zegt ze alsof ik daarmee iets heel onbetamelijks heb gedaan – ‘naa nemieje’.
We knikken gedwee, onszelf voorhoudend dat we Mevrouw Welkom door dit genereuze gebaar tot eeuwige dankbaarheid zijn verplicht.
‘Het aperitief is tussen halfzeven en zeven in de salon, daarna schuift iedereen stipt om halfacht aan voor het diner. Ja, we moeten met strikte timings werken, want anders liggen waa niet veu middernacht in ons bed.’
Het concept ‘werken in de horeca’ was ons inderdaad niet onbekend, maar op deze manier krijgt het een verrassend nieuwe invulling.
 
Hetzelfde geldt voor het aperitief, want na een ‘ik hem geen plek meer in ‘t salon’, worden we meteen met de aperitiefkaart naar onze tafel gedirigeerd. Heerlijk rustig, dat wel, en daarmee een onverwacht cadeau.
De kaart echter, blijkt verrassend mager qua aanbod. Geen witte wijn bijvoorbeeld, en ook geen prosecco. Kir, dat hebben ze wel, met tussen haakjes de vermelding ‘prosecco of witte wijn met cassislikeur’.
Dus bestel ik vol overmoed twee glazen prosecco, want die likeur hoeft voor ons niet zonodig.
Het gezicht van de uitbaatster betrekt.
‘O, maar ik heb gene prosecco meer. Zal ik dan ineens een klein fleske champagne brengen?’
En ‘ineens’ 35 euro op onze factuur toveren? Ik dacht het niet.
Ik houd voet bij stuk, laat míjn gezicht betrekken en bestel dan maar witte wijn. Wat ook niet op de aperitiefkaart staat, maar nu eenmaal niet kan geweigerd worden.
Wanneer de witte wijnglazen komen, neemt Mevrouw Welkom de tweede glazenset bij onze borden weg, en verplaatst die naar het bijgeschoven tafeltje waarop we in deze coronatijden recht hebben om de veilige afstand te garanderen. De blik die erbij hoort, is er weer één van: ‘klein kleutertje, ken je de regels niet?’ terwijl ze zich met dat manoeuvre natuurlijk vooral in de eigen vingers snijdt, want aangezien onze glazen weg zijn, hebben we nu kennelijk niet meer de mogelijkheid om voor het voorgerecht nog een andere witte wijn te kiezen.
 
Wanneer de andere gasten stipt om halfacht naar hun tafeltjes worden gedirigeerd, blijkt het ongenoegen zich verder dan onze tafel uit te strekken. Het is haast een opluchting de solidariteit te voelen, wanneer we vanavond allemààl door ‘den Duits’ blijken te zijn bezet.
Een koppel een eindje verderop stelt vast dat de champagne die zij hadden voor het aperitief, in het miniflesje en de emmer tot aan hun tafel is gereisd, maar dat de glazen niet zijn meegekomen.
De man wil opstaan en teruglopen naar de salon om de glazen te halen. Daarbij zegt zijn vrouw geamuseerd: ‘Je moet de pijlen volgen hè.’
 
De menukaart op tafel vermeldt zes gangen, van à la carte is geen sprake, dus je  kan maar beter hopen dat je alles lust.
‘Gelle hebt dan niet de asperges en het kaasbordje’, verkondigt de gastvrouw wanneer ze nog een keer voorbijkomt en terloops zegt: ‘Het water, mag dat plat of bruis zijn?’
‘Plat’, zeggen we bedremmeld, terwijl we niet eens wisten of we water zouden nemen en eigenlijk eerder aan wijn hadden gedacht.
Bij de boeking werd ons een driegangenmenu voor 45 euro voorgesteld. Blijkbaar krijgen we nu zonder overleg een gang extra. Net zoals later zonder overleg 55 euro in plaats van 45 euro voor het eten op de factuur zal staan.
 
Pas bij de eerste gang wagen we het erop de wijnkaart te vragen.
‘Natuurlijk’, zegt de gastvrouw met een gemaakte glimlach, alsof ze ons met die kaart een grote dienst bewijst. Achteraf blijkt dat ook daadwerkelijk het geval. Ik vond het al meteen verdacht dat de wijnkaart niet vanzelf kwam, aangezien ze in andere restaurants hetgene is wat obers het allerliefst brengen. Ik kies een fles bordeaux die schappelijk is geprijsd. En stel even later vast dat de huiswijn, een Italiaan, een stuk duurder is dan een aantal goedkopere andere wijnen waarnaar je uitdrukkelijk vragen moet. Dat verklaart alweer alles.
 
De andere gasten laten zich vangen aan de huiswijn, die waarschijnlijk wel als voordeel heeft dat hij op de juiste temperatuur wordt geschonken. Niet alleen is de rode bordeaux veel te fris, ook hebben we geen van beiden ooit meegemaakt dat de fles niet voor het schenken mag worden geproefd. We hadden het kunnen zeggen, ja natuurlijk, dat hadden we bij zoveel dingen. Maar ze waren telkens zo verrassend onvoorstelbaar dat de minuten die nodig waren om de ene flater te laten doordringen, ons alweer tot bij de volgende brachten.
De stagiaires die in de eetzaal circuleren, hebben in de hotelschool wel allemaal geleerd hoe het moet. Al zullen ze zich nu wel afvragen of het in Antwerpen misschien gebruikelijk is dat werkgevers van studenten leren in plaats van omgekeerd.
Aangezien het menu voor alle gasten vier gangen blijkt te tellen, vragen we ons af of de twee extra gangen enkel als intimidatievoedsel zijn bedoeld. Iets als: ‘Echt belangrijke mensen die echt weten hoe het moet, kiezen misschien voor zes gangen, maar met jullie maken we er nu maar even het beste van.’
 
Tegen het dessert waag ik het nog eens bij de gastvrouw te informeren naar de beschikbaarheid van de laadpaal.
‘Goed dache ‘t zegt, ik wou er zjust zelf over beginnen. Da moet ge met die mensen daar regelen’, zegt ze, wijzend op een stel in de hoek.
Een plastic laadpas wordt overhandigd en auto’s worden gewisseld.
‘Er staat ook een Tesla-charger’, vertrouwt de man van de andere auto ons buiten toe, ‘die hebben ze alleen maar gezet om Tesla-eigenaars te lokken, want die werkt niet.’
Solidariteit doet glimlachen.
Tot we bij het verlaten van de parking voor een gesloten kasteeldeur staan. Ik druk op de bel, waarop de man van de gastvrouw – tevens de kok – tevoorschijn komt.
‘Gelle mokt de mensen wakker!’ zegt die zonder begroeting voor of na.
‘Oei, zeg ik, de deur was dicht.’
‘Ge moet harder duwen, dan gaat ze open’, is zijn uitleg. ‘Voor mij doet het niks, maar er zijn misschien al mensen die slapen hè’.
Als dieven in de nacht sluipen we schuldbewust om deze nieuwe misstap in de richting van de trap.
‘Goeiemorgen’, schertst de gastvrouw die ons toch heeft gespot, ‘waarde nie binnen gerokt?’
We zuchten, produceren de meest beleefde glimlach die in alle etiquetteboeken samen werd opgetekend, en verdwijnen naar onze kamer voor de nacht.
 
Zo welkom als we ons hier voelen, lukt zelfs slapen niet zonder stress. Al kan dat ook liggen aan de tijdsslots die voor het ontbijt worden gehanteerd.
‘Es gibt nog drei’, sprak ‘den Duits’ tijdens de rondleiding, ‘om halfnegen, om negen uur of om kwart over negen.’
We kozen halfnegen, denkend aan de tegeltjeswijsheid dat men datgene waar men tegenop ziet, best niet uitstellen kan.
Hoewel we de volgende ochtend stipt op tijd beneden verschijnen, krijgen we alweer een ontgoochelde blik wanneer we voorzichtig melden dat de auto op de parking eerst even losgekoppeld moet, met die andere man hadden we namelijk afgesproken dat hij ’s ochtends ook nog even laden mocht.
Na die operatie rapen we onze moed bij elkaar en betreden opnieuw het kasteel.
‘Wacht hier mor, ik kom ulle direct halen’, zegt Mevrouw Welkom.
Ze is nog geen tien seconden in een aanpalende ruimte verdwenen, of ik hoor iets dat lijkt op de berisping van een Duitse herder – al zijn hier geen dieren toegelaten – ‘Neeje, hè!’
Tot de vrouw ogenblikkelijk weer verschijnt en geïrriteerd zegt: ‘Allee, kom mor mee hè!’
 
Alweer schuldbewust volgen we haar naar de oranjerie, waar het champagnekoppel al dapper zit te eten. Nog even, zie je ze haast denken, en de geallieerden kondigen de bevrijding aan.
Het ontbijt is exquis en dat moest van het diner ook worden gezegd – eerlijk is eerlijk –, en het hele interieur is magnifiek en tot in de puntjes verzorgd. Precies daarom besef ik meer dan ooit hoezeer klantvriendelijkheid zelfs de meest prachtige plekken maakt of kraakt.
 
De laatste beproeving wacht me bij het uitchecken.
Ik zou iets kunnen zeggen over ‘wat er beter kon’, ik zou makkelijk een hele dag kunnen oreren over olifanten in porseleinwinkels. Maar voor ik daartoe de kans krijg, word ik alweer met verstomming geslagen.
‘Volgende keer boekte rechtstreeks hè! Nu gaat Booking met teveel van onze centjes lopen. Want kijk, dat bedrag is al van uw rekening gegaan toen ge boekte, maar ik heb da nu pas van Booking gehad hè!’
‘Uiteraard’, merk ik droogjes op, ‘omdat Booking gratis annulatie aanbiedt’.
Dat is niet naar de zin van de gastvrouw, die dan maar begint over corona en het extra werk.
‘De sleutel hebt ge zoals gevraagd op de deur gelaten?’
Ik knik.
‘Want nu moeten wij alles ontsmetten hè.’
‘Ja, dat is vast veel extra werk’, zeg ik, beleefder dan Mevrouw Welkom ooit zal worden.
‘Nee, wij waren dat al gewend om te ontsmetten, van in de keuken. Maar het is veel extra werk om de mensen uit elkaar te zetten. En dan moet ge goe weten wie de vijf en de zes gangen had hè!
Wij klagen nie, wij doen dat allemaal.
Mor ache hier in ‘t deurp noa de bakker gou veur ouw eige, dan staan ze daar den ene klant na den andere te bedienen, als ’t dan mijnen toer is, zeg ik, hélà, gij hebt die madam en dieje meneer bediend, nu eerst ouw handen desinfecteren hè!
En ache dan ne kipfilet ga kopen, dan hemmen ze ook geen kappeken op zenne!’
Ik denk dat Wallonië het vóór Mevrouw Welkom ook niet had gewusst, dat het nog steeds door ‘den Duits’ was bezet…
 
Na het verlaten van het kasteel word ik op het wandelpad net niet overreden door een jonge kerel – de zoon van meneer en mevrouw Welkom? – in een golfkarretje. Geen verontschuldigingen, zelfs geen spoortje schrik heeft junior op zijn gezicht. Gasten worden hier dan ook eerder getolereerd dan verwelkomd, ze uit de weg ruimen lijkt veruit de meest aantrekkelijke optie.
‘Vrouw bij Ardens kasteel doodgereden door golfkar. De omstandigheden van het ongeval zijn nog niet bekend. De uitbaatster reageert laconiek: ‘k Hem toch gezeid dache de pijltjes moest volgen, moar buiten op dieje grind blijft da plastiek natuurlijk nie plakken hè!’

0 Comments

OUT OF OFFICE

7/6/2020

0 Comments

 
Mails moeten binnen vierentwintig uur worden beantwoord. Dat is een regel die de uitvinder van de klantvriendelijkheid heeft bedacht. Lief, toch?
Dat is het zeker. Want zo hoeven we ons in deze digitale wereld nooit meer eenzaam te voelen.
Met e-mail, sms, WhatsApp, Facebook, Instagram, LinkedIn, Snapchat, en alle andere uitvindingen die ik zelf nog op een afstand heb weten te houden, is er altijd wel iemand die reageert op je bericht.
En zélfs wanneer er er aan de andere kant niemand zit, krijg je toch nog antwoord op je vraag. Een beetje zoals het gras dat toch gemaaid wordt, ook al is er niemand beschikbaar om de grasmaaier voort te duwen. De robotmaaier doet het werk terwijl zijn baasje vakantie houdt.
Maar niet zonder er eerst voor te zorgen dat zijn mails beantwoord worden.
Want het toppunt van klantvriendelijkheid is toch wel dat de snelste antwoorden komen van mensen die er niet zijn. Doe je een bestelling bij een webshop, dan krijg je binnen de minuut een bevestigingsmailtje in je Inbox. Hetzelfde gebeurt wanneer je mailt naar iemand die intussen al lang naar genotvollere oorden is verdwenen en zich daar onder een palmboom vrolijk maakt over de idiote vragen die klanten tegenwoordig in hun mails durven te stellen.
Dát, beste lezer, is klantvriendelijkheid.
Als u dus nog geen passend tekstje voor uw Out of office-berichten hebt bedacht, help ik u graag op weg.
Als auteur van misdaadfictie schreef ik weleens dit:
Ik ben afwezig. Met voorbedachten rade, motief en DNA-spoor in het zand.
Ik beken.
Daar komt ze nooit mee weg, denkt u vast. Maar weg ben ik al.
En als u zwijgt, kom ik er ook mee terug, en dan gaan we straks gewoon weer door zoals vroeger, alsof er niets is gebeurd.
Bent u een ambtenaar, dan kiest u wellicht beter voor iets als dit. De klant moet zich immers nog herkennen in de dienstverlening die hij gewend is.
Ik ben er niet. Voor dringende vragen kan u terecht bij X. Die meestal doorverwijst naar Y. Via Y belandt u bij Z. En één ding is zeker, Z stuurt alles door naar mij.
Tegen die tijd is uw vraag niet dringend meer, want is de kans op wat dan ook, verkeken. U kan dan ook best uw probleem zelf oplossen.
Werkt u bij een verzekeringsmaatSchappij? Dan schrijft u best dit:
Ik ben met vakantie tot het einde van deze maand.
Er ligt een sleutel in het vogelvoederhuisje. De code van de kluis is 6845.
Zorg wel dat het op een inbraak lijkt, anders is het zaakje niet gedekt.
Nog niet overtuigd? Dan hoeft u niet terug te mailen; onze verzekeringspolissen zijn niets voor u.
En voor al die andere beroepen, is het misschien gewoon de hoogste tijd. Niet alleen voor vakantie. Maar ook voor eerlijkheid.
De belangrijkste oorzaak van stress  is het dagelijks contact met idioten.
Daarom ben ik afwezig van 1 tot 30 september en zal ik daarna enkel nog deeltijds beschikbaar zijn op maandag, woensdag en vrijdag.

0 Comments

TWEEZAAMHEID

6/16/2020

0 Comments

 
In het gezelschap van een glas rosé koester ik de warme junizon op een rustig terras bij een oude watermolen. Hij stinkt een beetje. Niet de rosé, maar het water dat door de molen stroomt. Maar dat mag je niet zeggen over oude dingen. Ooit komt er een dag waarop wij ook gaan stinken. Toch?
Ik zit hier in mijn eentje, maar eenzaam ben ik niet.
Beslist niet meer dan de man en de vrouw een eindje verderop, die zich te diep in hun ijscoupes hebben verdiept om dat nog in elkaar te kunnen doen.
Zulke dingen zie je gewoon. In ieder geval met een glas in de buurt. De luciditeit in dat eerste beetje wijn brengt een ‘veritas’ waaraan maar weinig kan tippen. Of is dat alleen omdat ik een vrouw ben?
Uit de oude wijsheiden kan ik namelijk alleen maar afleiden dat we in de wijn bevoorrecht zijn.
Want als de drank is in de man, is de wijsheid in de kan. Terwijl een dronken vrouw wordt gezegd een engel in bed te zijn. Een dommerik en een engel, er zijn slechtere combinaties denkbaar. Misschien is de ene wel net wat de andere nodig heeft.
Aan de ijsetende soortgenote kan ik het niet vragen. Ze drinkt koffie. En kijkt ongeïnteresseerd.
In het ijs.
In de man.
In de waarheid.
Maar dan maakt een tweede exemplaar haar opwachting op het terras, eveneens in het gezelschap van een man. Deze vrouw draagt een fietshelm en een korte broek met een gigantische zweetvlek op de billen. Zelf zou ik me niet in zo’n natte broek durven te vertonen. Niet zonder op z’n minst een sjaaltje eromheen te slaan. Maar dat heeft ze zo te zien niet bij zich. Ze is een beetje jongensachtig, en moet hebben gedacht: ‘In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood verdienen.’ En dat het aanschijn aan de achterkant wat lager is komen te zitten sinds de mens besloot om rechtop te gaan lopen.
Zonder een woord gaan de vrouw en de man zitten en wachten tot de ober komt.
Zij bestelt limonade, hij bier.
Die wijsheid in de kan ziet hij dus wel zitten, maar zij vindt de engel kennelijk maar niks.
Zoals ze dat misschien ook in bed doet, haalt ze een boek tevoorschijn – anders dan de broek is het boek droog – en begint te lezen.
De man leunt achterover en begint te swipen op zijn mobiele telefoon. Ik stel me voor dat hij wacht tot zijn wijsheid ver genoeg in de kan is gezakt om zich niet langer ongelukkig te hoeven voelen.
Want dit is het dan, besef ik plots, de echte eenzaamheid, die nooit méér pijn doet dan met twee.
‘Is alles naar wens, mevrouw?’ vraagt de ober.
‘Ja hoor, prima’, zeg ik, en ik werp hem een engelachtige glimlach toe.
0 Comments

VERSLAAFD AAN TEKST

6/9/2020

0 Comments

 
Tijdens mijn boekenpraatjes zeg ik het vaak. Dat ik niet zonder schrijven kan.
Meestal kijken de mensen dan een beetje vreemd, een vreemdheid die vanalles kan betekenen. Dat ze opgelucht zijn bijvoorbeeld, omdat hen dat niet is overkomen en ze schrijven oersaai vinden.
Dat ze het niet echt geloven en het als een soort van reclamestunt zien. Zoals een bejaardenverzorgster dapper en vrolijk verkondigt dat ze niet zonder het verversen van luiers kan. Terwijl iedereen weet dat dat larie is, dat ze het doet omdat het nu eenmaal nodig is om mensen te geven wat ze echt willen: een schone oma of in mijn geval: een boek.
Misschien betekent de vreemdheid gewoon dat ze zich afvragen of het kan, en hoe.
Of het schrijven soms een roeping is zoals die van een non.
‘Nee!’ haast ieder stukje auteur zich dan te zeggen, uitgevers roepen je niet, of hoogstens om te zeggen dat ze zoveel manuscripten binnenkrijgen dat er niet over de reden voor afwijzing te communiceren valt.
Dat ik niet zonder schrijven kan, heeft niets te maken met dat soort van verhevenheid. Als het al iets is, dan moet het wel een afwijking zijn. Het dwangmatige bedwingen van gedachten in zinnen, niet anders dan een dwangneuroot de juiste plek van zijn boeken tot op de millimeter controleert om daarna zijn handen zeventien keer te wassen. En opnieuw te gaan meten.
Even obsessief schrijf ik mijn denken neer, omdat het anders simpelweg nergens toe leidt. Betekenisloze flarden in een hoofd vol dwaasheid.
Maar nadat mijn gedachten doelloos rondzwalpten, krijgen ze een bijzondere vastigheid op papier. Het is daar dat ze steek gaan houden en iets worden dat ik niet heb gemaakt, maar waarover ik me met dankbare verwondering verbaas.
En die magie gaat nog door wanneer zinnen een boek worden dat lezers in handen krijgen.
Want dan komen de mails en de verraste uitroepen.
‘O, dat personage ben ik!’, en, met een mengeling van trots en verlegenheid: ‘Die passage gaat over mij…’
Nee, dat doet ze niet, of ik zit er in ieder geval voor niets tussen.
Maar kennelijk heb ik iets geschreven waarin mensen zich herkennen. Iets dat nieuwe betekenissen laat groeien in hun hoofd.
Dàt is wat de lezer verslaafd maakt aan zijn boeken. Net zoals de schrijver het is aan zijn tekst. 

0 Comments

DE VURIGE PINKSTERTONGEN

5/31/2020

0 Comments

 
Na Zijn dood op Goede Vrijdag was Jezus wel zo slim om zijn apostelen niet meteen geheel aan hun lot over te laten. Zoiets kan je immers niet maken, zonder corona en videochat kan een leraar zijn klas nu eenmaal niet van de ene dag op de andere in de steek laten met de boodschap dat de kindertjes het nu maar zelf moeten uitzoeken. Binnen de kortste keren vliegen de gordijnen dan in de fik en verklaren de voorheen brave leerlingetjes de revolutie aan alles wat ze voor die tijd hadden geleerd. Zoiets moet Jezus ook hebben geweten, want Hij verrees dan wel met Pasen, Zijn geest bleef nog aanwezig om tekst en uitleg te verschaffen bij alles wat Hij tijdens Zijn leven had gezegd en gedaan. Nu kon zo’n toestand natuurlijk niet eeuwig blijven duren, zeker niet in die tijd. Het was immers pas later dat er Ministeries van Onderwijs werden opgericht, die leerkrachten die al jaren niet meer lijfelijk aanwezig zijn, nog bleven uitbetalen. Omdat Jezus niet onder die regeling viel, moest Hij nog geen vier weken na Zijn dood met Hemelvaart voorgoed verdwijnen. Maar ook daar had Hij een plannetje voor bedacht, want Hij beloofde Zijn apostelen dat in Zijn plaats de Heilige Geest zou verschijnen om hen te leiden.
Wat dus gebeurde met Pinksteren.
 
Het ‘Feest van de Vurige Tongen’ heette het bij de Grauwzusters, die, veel brutaler dan de Zusters van de Voorzienigheid, van mijn zesde tot mijn twaalfde pijnlijk in mijn bovenarm knepen en me op mijn tegel in de rij zetten wanneer de bel was gegaan. Wat Pinksteren met die tongen te maken had, begreep ik niet echt, maar intrigerend vond ik het wel. Net zoals Zephyrus  de westenwind deed waaien als hij boos was, en Ariadne een draad ter beschikking stelde om een held te redden uit een labyrint.
Bij gebrek aan een Grauwzuster in de buurt, leert Wikipedia me vandaag dat met Pinksteren 'de uitstorting van de Heilige Geest' wordt herdacht.
Vurige tongen en een uitstorting dus.
Bepaald geen zedig beeld levert dat op.
 
Eigenlijk is het nog erger dan Adam die in Eva’s appel beet, een kind dat zomaar vanzelf aan een schoot ‘ontsproot’, of Psalm 23, die iemands beker doet overvloeien.
Maar misschien moet het wel zo, en wordt alle klerikale preutsheid ten spijt, met al die metaforen al dan niet bewust de universele waarheid geraakt. Die van de essentie van het leven, die wordt weerspiegeld door de begerige blik van minnaars die met elkaars lichaam niet alleen elkaars ziel, maar ook die van het gehele bestaan weten te doorgronden.
In ieder geval is het voor Moeder Natuur waarvoor we hier zijn. En zonder hetwelk we hier nooit zouden zijn geweest.
Het begin en het einde.
En alles ertussenin. 

0 Comments

KOMT DAT ZIEN: EEN GENIE IS VAN DE BAND GEROLD

5/4/2020

0 Comments

 
Tenzij je er zelf één bent, ken je ze ongetwijfeld, de talloze apetrotse mama’s en papa’s, en oma’s en opa’s van fantastische ‘kids’ die ‘het’ gaan maken in het leven en, om die bewering kracht bij te zetten, ongevraagd foto’s van hun nageslacht, soms zelfs met ontbloot geslacht – tot een bepaalde leeftijd schijnen fatsoensnormen perfect door Babydry Pampers te worden geabsorbeerd - onder je neus schuiven.
Waar ‘het’ precies voor staat, kan meestal niemand zeggen. Maar dat is vast geen probleem, want potentiële producten zijn er bij de vleet. Sommigen maken auto’s en zijn mecanicien, anderen maken powerpoint-presentaties en noemen zich manager, en nog anderen specialiseren zich in  bladerdeegpasteitjes en worden patissier. Velen maken kinderen en worden gewoon trots. Op hún kinderen die dat mysterieuze ‘het’ ongetwijfeld ook weer zullen maken. Lijkt dat niet verdacht veel op het geloof in de Messias, dat van generatie op generatie wordt doorgegeven, en waarvan velen nog altijd verwachten dat Hij komen moet? Zou dat ‘het’ zijn dat er gemaakt zal worden, en wordt van al die fantastische ‘kids’ verwacht dat ze zich als de nieuwe grootmeesters van het heelal zullen openbaren?
Daar lijkt het in ieder geval wel op, want anders zouden ze nu al niet zo ontzettend slim en assertief zijn. Een genie in de knop herken je meteen!
De biologische scheppers van al die genialiteit helaas ook…
Want waar bescheidenheid ooit een deugd was, die zelfs voor de beschrijving van het eigen nageslacht gold, geldt nu de mode van de verheerlijking van de eigen genen.
Zeg je tegen een vrouw dat ze een mooi jurkje draagt, dan reageert ze: ‘O, dat is uit de uitverkoop en ik heb het al eeuwen. Maar ik draag het niet vaak, want mijn kont lijkt er gigantisch in.’
Kont en compliment worden genadeloos afgeschoten, om haastig de smartphone met foto’s en filmpjes boven te halen.
‘Komt dat zien, dames en heren, want het is ongelooflijk wat ik heb geproduceerd! Een peuter met zowaar al drie tanden, die gisteren zijn eerste stap heeft gezet. Niet op de maan – wie kiest tegenwoordig nog zo’n prehistorische bestemming uit als je ook naar Plopsaland kan – maar zo gezwind dat hij later minstens hordeloper zal worden, en zo slim dat hij Einstein als een idioot de verdere geschiedenis in zal sturen.’
De moeder straalt van trots, net zoals vaders en grootouders dat doen. Verder dan twee generaties reikt de aansprakelijkheid voor de kwaliteitsgarantie van producten gewoonlijk niet. Wat al behoorlijk lang is in vergelijking met stoomovens en elektrische epileerapparaten.
Nu vind ik het persoonlijk een kwestie van economische logica dat een producent achter zijn eigen product staat. Als hij het al niet doet, wie dan wel?
Maar daarom hoef je dat nog niet van de daken te schreeuwen. Vooral omdat die trots in het slechtste geval zelfverheerlijking en in het beste geval gewoon liefde is. Onvoorwaardelijke liefde van de mooiste soort, zoals ouders van kinderen met een beperking, of baby’s die zelfs nooit geboren zijn mogen worden, die niet minder hebben.
Want wat moeten zij dan, de ouders van al die kwetsbare wezens ‘down the road’, wanneer ze horen hoe hoog het IQ en hoe omvangrijk de successen van andere fantastische ‘kids’ zijn? Terwijl de hunne in hun pretentieloze wijsheid de grootste diamant van iedere genialiteit bezitten: het vermogen om onbevangen te zijn.
Dan weet je dat het verschil in de liefde zit. Niet in het fantastisch zijn. Omdat net de liefde en niet de trots fantastisch is. 
0 Comments

ETIQUETTE

4/27/2020

0 Comments

 
De eerste mens die me bij het uitbrengen van een toost niet in de ogen kijkt, moet ik nog tegenkomen. Veel kans dat voor u hetzelfde geldt. Niet echter omdat Jan modaal zo’n groot kenner is van de etiquette, wel omdat hij op bepaalde terreinen bijgelovig genoeg is om het zekere voor het onzekere te nemen. Want niet kijken zou garant staan voor zeven jaar slechte seks.
Wie dat risico ooit heeft uitgevonden, moet een wel erg wanhopige etiquetteleraar zijn geweest. Hij mag dan wel in zijn opzet zijn geslaagd, als er bij het oogcontact ook geklonken wordt, klopt er toch iets niet. Of is de persoon met wie je seks zal hebben in ieder geval niet je drinkpartner. Tenzij je iemand bent die op gevaar kickt. Want sinds bij de Grieken en Romeinen gifmengen uitgroeide tot een soort van nationale sport, onstond de gewoonte om, door stevig te klinken, een beetje van elkaars wijn te vermengen, om het risico uit te sluiten dat de ander je wilde vergiftigen.
Toosten volgens de etiquette doe je zonder klinken, gewoon door het glas te heffen.
Omdat met de andere etiquetteregels op het eerste gezicht geen seks – goede of slechte –  te verdienen valt, vinden velen ze aanstellerij.
Laat dat nu net dé reden zijn waarom hoffelijke mensen zoveel meer dan één streepje voor hebben. Want de oorsprong van de etiquette is allesbehalve snobisme, maar een manier om rekening te houden met de gevoelens van anderen en ervoor te zorgen dat niemand zich ongemakkelijk voelt. Wie respect belangrijk vindt, kan etiquette met andere woorden niet met de uitwerpselen van een mannelijke koe vergelijken zonder er zelf als een dwaze stier uit te komen.
Ik geef het toe: ik hou van mensen die tenminste een beetje van de etiquettekunst beheersen, omdat ze verfijnd en ontwikkeld zijn, en vooral omdat ze rekening houden met anderen, en dus ook met mij. Veel meer dan de gloednieuwste telefoon en de meest protserige auto, onderscheidt etiquette de mensen met smaak van de holbewoners.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben niet allergisch voor de kleinste ‘faux pas’, want daarvoor ken ik de finesses van de zaak zelf niet genoeg. Maar ik weet wél dat je het broodje van je buur steelt als je naar het bordje rechts van je graait, dat je met bestek van buiten naar binnen werkt, en dat een wijnglas bij de voet moet worden vastgehouden. Dat je het brood niet snijdt, maar breekt, zoals Jezus deed, en dat je niet met peper en zout begint te strooien voordat je van het eten hebt geproefd. Dat laatste heb ik altijd irritant gevonden en blijkt volgens de etiquette ook echt beledigend te zijn, omdat je er zo van uit gaat dat de smaak van de gastvrouw of -heer wel te flets zal zijn. Voor dat soort mensen moet ik me altijd bedwingen om de soep niet extra kruidig te maken, en met een pittig lesje voor de fletse vooroordelen te komen.
Leuk om te weten is dat een servet tijdens het eten op je schoot ligt en pas aan het einde van de maaltijd weer op tafel komt. Op een bolletje gerold links van je bord. Leg je het rechts, dan geef je aan dat je wil blijven slapen (!) Wedden dat menig man déze regel moeiteloos zal onthouden?
Net zoals bij de servet en het bord loopt hijzelf in de regel links van de vrouw, zodat hij haar zijn rechterarm kan aanbieden. Tenzij ze daarmee wordt blootgesteld aan het gevaar van het straatverkeer, dan loopt hij rechts.
‘Dames eerst’ kent iedereen als het over deuren en slaapkameretiquette gaat… Maar weinigen weten dat de heer vooropgaat op onbekend of gevaarlijk terrein, zoals op café, in restaurants, of bij het betreden van de straat.
Ook op de trap loopt de man voorop. In het naar boven gaan om hem geen kans te geven onder de rokken te gluren, bij het afdalen om als buffer te dienen voor het geval zij valt. Dan valt ze namelijk op hem. Letterlijk, en misschien ook figuurlijk als bij bovenop al deze etiquette ook nog keurige kleren draagt, weet dat hij zijn vest moet dichtknopen zolang hij niet is gaan zitten, en de kunst van het complimenten geven verstaat.
Zie je wel, denkt hij aan het einde van zijn etiquette-examen, dat er een verband bestaat tussen de juiste manier om te toosten, en zeven jaar goede seks?
0 Comments

MAG IK EVEN IETS TEGEN JE AAN HOUDEN?

4/20/2020

0 Comments

 
‘Taal verandert’, verkondigde mijn professor historische taalkunde, toen ik in het derde jaar van mijn filologiestudie zat. Voor nieuwe concepten moeten nieuwe woorden worden uitgevonden, dat is logisch. En als bestaande woorden in nieuwe, oorspronkelijk foutieve betekenissen of structuren worden gebruikt, kunnen ze mettertijd wel tot de standaardtaal gaan behoren, omdat taal nu eenmaal levend is. Daarom is het meestal ook geen probleem om bestaande woorden naar believen tegen elkaar te plakken. ‘Oplijsten’ bijvoorbeeld, voor ‘dingen op een lijst zetten’.
Oplijsten is zelfs erg populair geworden in professionele contexten. Op plekken waar gewerkt wordt, is het oplijsten nooit ver weg. Waar afkolven de meest gepromote activiteit is van de borstvoedingsmaffia, is oplijsten die van de professional.
Zodra er genoeg items op een lijst zijn beland, wordt het tijd om een praatje te slaan met elk van de mensen die iets met de puntjes op de lijst te maken hebben. Die praatjes kan je vandaag geen gewone vergaderingetjes meer noemen, want dan ben je uit de tijd, en je lijst dus automatisch ook. Nee, als je een professional bent, dan organiseer je ‘one-on-ones’. Nu moet je met een uitnodiging voor een ‘één-op-één’ na metoo wel voorzichtig zijn, zou ik zo denken. Want niet iedereen is even goed mee met de nieuwe terminologie.
Schrik dus niet als iemand bij de koffieautomaat je vraagt of hij even ‘iets tegen je aan mag houden’. Tenzij de persoon in kwestie je daarbij met ondeugende blik aanstaart, gaat het gewoon om een idee waarover hij graag je mening wil.
Want als je vooruit wil, is het belangrijk om met de kritische inzichten van anderen rekening te houden.
Zo creëer je namelijk ‘buy-in’. Geen verkoop van aandelen van jouw bedrijf, maar een bereidheid om jouw idee actief te steunen en te verdedigen.
Als die zogenaamde ‘buy-in’ er dan in voldoende mate is, kan er in een grotere groep ‘een boompje worden opgezet’. Wat tussen haakjes niets bijdraagt tot de hoeveelheid groen op onze planeet, maar niets meer betekent dan het hebben van een lang gesprek over iets.
Meestal blijkt uit dat opgezette boompje dat  het concept nog niet matuur genoeg is en het goed zou zijn om even met een paar mensen te ‘sparren’. Waar dat vroeger nog wel gewoon het meervoud was van een bepaalde naaldboomsoort, zijn het nu alleen groentjes in het professionele leven die niet weten dat sparren uit de bokswereld komt. ‘Boksen zonder doorstoten’, heet het te zijn. Wat in een gesprek heel metoo-veilig neerkomt op het simpele verbale uitdagen van de ander, om zijn concept scherper te krijgen.
Nadat mensen iets tegen je aan hebben gehouden en een ‘one-on-one’ met je hebben gehad, ben je gedoemd om te worden uitgenodigd voor een ‘deep-dive’ of een ‘stand-up’.
En nee, dat zijn niet respectievelijk een duikinitiatie of een standje dat het delen van een hoogstpersoonlijk metoo-verhaal alsnog rechtvaardigt. Rechtopstaand vergaderen is alleen een strategie om efficiënt te zijn. Lees: vergaderingen korter te laten duren en meer werk gerealiseerd te krijgen. Wat dan ongetwijfeld ook geldt voor de hart- en vaatspecialist, want stilstaan is voor de aders niet gezond, maar iedereen moet nu eenmaal zijn boterham verdienen.
Nieuwe woorden komen. En gaan gelukkig soms ook weer.
Zoals de ‘sneuveltekst’. Waar je enkele jaren geleden nog mee werd doodgeslagen, maar die nu zelf lijkt te zijn gesneuveld. En nee, de sneuveltekst was geen namenlijst van de oudstrijders die tijdens de wereldoorlogen het leven hebben gelaten. Alleen maar een kladversie van een tekst waarvan niet alle passages hoefden te blijven bestaan. Net zoals de nieuwe woorden. Gelukkig. Dat vind ik wel een geruststellende gedachte om tegen me aan te houden. 

0 Comments

PAASVLEES

4/12/2020

0 Comments

 
Pasen draait al lang niet meer om dood en verrijzenis, maar om eieren van chocola. Wit, bruin, zwart, leeghoofdig of rijk vanbinnen, we weten het allemaal. Dat carnaval chillen is geworden, het hele jaar door. Dat een Stille Zaterdag ideaal is om in bad met bubbels van ‘me-time’ te genieten. En dat vasten tegenwoordig detox heet. Niet voor de ziel, maar voor het lichaam. En de geest misschien ook een beetje, ook al is het geen heilige meer. Misschien wel nooit geweest, want een mens blijft een mens, daar hoeven we niet hypocriet over te doen.
Mijn professor Engelse Letterkunde deed dat alvast niet, toen hij het had over de veertiende eeuwse pelgrims die in Chaucers Canterbury Tales op bedevaart vertrokken.
Dat deden ze zodra april met haar zoet geurende sappen de droogte van maart diep en intens bevloeide, en planten en mensen deed openbloeien. Zo staat het er, in de ‘General Prologue’ die niet bepaald door zijn deugdzaamheid wereldberoemd is geworden. Gewaagde, scabreuze, humoristische, en algemeen menselijke verhalen verbonden pelgrims op hun geile weg naar het heiligdom. Een reis vooral bedoeld om van het leven te genieten, de religieuze bestemming een sociaal wenselijk excuus.
En toch… Is misschien zelfs daar de verhevenheid niet zo ver zoek.
Want misschien slaat de controverse zoals zo vaak de nagel op de kop en is het niet de heiligheid maar de geilheid die de essentie vertegenwoordigt. Zelfs van Pasen, dat lang voor de kruisiging van Jezus over bevrijding ging. De joodse herdenking van de Exodus uit Egypte. Waarmee Goede Vrijdag dus ook goeds in zich mag dragen, geloof, vruchtbaarheid en verlangen. Want Pasen is ook de terugkeer van het licht en het leven, de lente die het verlangen naar het vieren van dat leven doet opborrelen.
Hoewel we blijven weten dat menig religieus feest tot platte commercie is gereduceerd, slaan we met Pasen de bal misschien toch niet helemaal mis.
Misschien draait het met recht en reden om chocolade geneugten.
Gewoon, omdat het lekker is.
Zalig Pasen.

0 Comments
<<Previous
Forward>>

    Auteur

    Katrien Van Effelterre
    °1979, Diest

    Archief

    Juli 2022
    April 2022
    November 2020
    September 2020
    Augustus 2020
    Juli 2020
    Juni 2020
    Mei 2020
    April 2020
    Maart 2020
    Februari 2020
    Januari 2020
    Augustus 2019
    April 2017
    September 2016
    Juni 2016
    Mei 2016
    April 2016
    Maart 2016
    Februari 2016
    Januari 2016
    December 2015
    Augustus 2015
    April 2015
    Maart 2015
    November 2014
    September 2014
    Juli 2014
    Mei 2014
    April 2014
    Maart 2014
    Februari 2014
    Januari 2014

    Categorieën

    Alles

    RSS-feed