Alleen kinderloze vrouwen weten het. Hoe vaak je in het leven wordt gevraagd je te verantwoorden omdat je je niet hebt voortgeplant. De blik die bij die vraag hoort, verandert naargelang het cijfer dat vooraan je leeftijd staat. Is dat een twee, dan kijkt de vraagsteller opgewonden. Een beetje zoals een kind dat zijn sinterklaassnoep tegen de verwachting in al op vijf december hoopt te vinden. Is het een drie, dan wordt de blik even gespannen als de veer van een opwindbare klok. Bij de vier komt vaak een vleugje meewarigheid, die de volgende decennia koppig aanhoudt, zelfs als ze op geen enkele manier nodig is.
Aan mannen vragen ze het nooit. Misschien omdat mensen ervan uitgaan dat hun zaad altijd nog wel ergens wortel kan schieten, of dat misschien ‘en cours de route’ al heeft gedaan zonder dat de man in kwestie zich daarvan bewust is geweest.
Het gekke is dat niemand aan ouders durft te vragen waarom zij zich wél hebben voortgeplant. Hoewel niemand in tijden van overbevolking, begrotingstekort, drinkwaterschaarste, afsmelten van de ijskappen en vluchtelingenproblemen kan ontkennen dat dat een zeer pertinente vraag zou zijn. Geen enkel wereldprobleem zou namelijk bestaan als we met z’n allen minder mensen hadden geproduceerd.
Toch moeten mensen zich alleen maar verantwoorden als ze aan sluikstorten hebben gedaan, duiven in een grootstad hebben gevoederd – er zijn er namelijk al genoeg –, of iemand hebben neergeschoten.
‘Dus, waarom heb jij eigenlijk geen kinderen?’
Sommigen zie je het zich dan in stilte afvragen, of je soms een egoïst bent, omdat je al je tijd en geld voor jezelf wil en niet in crèches en iPhones voor twaalfjarigen wil investeren. Is dat dan werkelijk zo gek?
In ieder geval mag het duidelijk zijn. Dat de gekozen kinderloosheid een verantwoording moet krijgen. Misschien wel omdat ze haar tegenpool uitdaagt.
De tegenpool die getuigt van een optimisme dat even grenzeloos als dwaas is. Want de menselijke eindigheid verdwijnt heus niet door je genen een langer leven te geven. Evenmin als het leven meer zin krijgt door de zingevingsvraag naar de volgende generatie door te schuiven. Vroeg of laat komt het nageslacht daar zelf namelijk ook wel achter, dat het leven waarin het is gegooid, iedere intrinsieke zin mist.
Het heeft me ettelijke vervelende kinderloosheidsvragen gekost om het te begrijpen. Dat ouders achter hun vragen misschien wel zoeken naar argumenten voor hun eigen ouderschap. Omdat de vrijheid en de zorgeloosheid die ze vroeger bezaten, voorgoed verloren blijken.
Het is wetenschappelijk bewezen. Het mag niet te goed gaan met een mens, want dan raakt hij verveeld, en de verveling herinnert hem aan de zinloosheid van het bestaan. Daarom is een verveelde mens een gevaarlijke mens, die geneigd is zichzelf en anderen in de problemen te werken. Afhankelijk van de omgeving en de context stimuleert verveling de neiging tot pesten, frauderen of kinderen maken.
En rara, dat lukt! Zodra de eerste spruit is geboren, is de verveling is in één klap weg, en verlang je er de rest van leven tevergeefs naar terug.
Of hoe Arnon Grunberg schreef in Gstaadt:
‘Vluchten is net zoiets als het krijgen van kinderen. Je hoeft je nooit meer af te vragen, wie ben ik, wat doe ik hier, of, waartoe dient dit allemaal? De vlucht beantwoordt alle vragen. Het leven heeft geen doel meer nodig, eraan ontsnappen is doel genoeg.’
Aan mannen vragen ze het nooit. Misschien omdat mensen ervan uitgaan dat hun zaad altijd nog wel ergens wortel kan schieten, of dat misschien ‘en cours de route’ al heeft gedaan zonder dat de man in kwestie zich daarvan bewust is geweest.
Het gekke is dat niemand aan ouders durft te vragen waarom zij zich wél hebben voortgeplant. Hoewel niemand in tijden van overbevolking, begrotingstekort, drinkwaterschaarste, afsmelten van de ijskappen en vluchtelingenproblemen kan ontkennen dat dat een zeer pertinente vraag zou zijn. Geen enkel wereldprobleem zou namelijk bestaan als we met z’n allen minder mensen hadden geproduceerd.
Toch moeten mensen zich alleen maar verantwoorden als ze aan sluikstorten hebben gedaan, duiven in een grootstad hebben gevoederd – er zijn er namelijk al genoeg –, of iemand hebben neergeschoten.
‘Dus, waarom heb jij eigenlijk geen kinderen?’
Sommigen zie je het zich dan in stilte afvragen, of je soms een egoïst bent, omdat je al je tijd en geld voor jezelf wil en niet in crèches en iPhones voor twaalfjarigen wil investeren. Is dat dan werkelijk zo gek?
In ieder geval mag het duidelijk zijn. Dat de gekozen kinderloosheid een verantwoording moet krijgen. Misschien wel omdat ze haar tegenpool uitdaagt.
De tegenpool die getuigt van een optimisme dat even grenzeloos als dwaas is. Want de menselijke eindigheid verdwijnt heus niet door je genen een langer leven te geven. Evenmin als het leven meer zin krijgt door de zingevingsvraag naar de volgende generatie door te schuiven. Vroeg of laat komt het nageslacht daar zelf namelijk ook wel achter, dat het leven waarin het is gegooid, iedere intrinsieke zin mist.
Het heeft me ettelijke vervelende kinderloosheidsvragen gekost om het te begrijpen. Dat ouders achter hun vragen misschien wel zoeken naar argumenten voor hun eigen ouderschap. Omdat de vrijheid en de zorgeloosheid die ze vroeger bezaten, voorgoed verloren blijken.
Het is wetenschappelijk bewezen. Het mag niet te goed gaan met een mens, want dan raakt hij verveeld, en de verveling herinnert hem aan de zinloosheid van het bestaan. Daarom is een verveelde mens een gevaarlijke mens, die geneigd is zichzelf en anderen in de problemen te werken. Afhankelijk van de omgeving en de context stimuleert verveling de neiging tot pesten, frauderen of kinderen maken.
En rara, dat lukt! Zodra de eerste spruit is geboren, is de verveling is in één klap weg, en verlang je er de rest van leven tevergeefs naar terug.
Of hoe Arnon Grunberg schreef in Gstaadt:
‘Vluchten is net zoiets als het krijgen van kinderen. Je hoeft je nooit meer af te vragen, wie ben ik, wat doe ik hier, of, waartoe dient dit allemaal? De vlucht beantwoordt alle vragen. Het leven heeft geen doel meer nodig, eraan ontsnappen is doel genoeg.’