“Zeg, mag ik eens iets vragen?” vraagt een onbekende me op een doordeweekse dag in de trein.
“Ben jij die mevrouw die een boek heeft geschreven?”
“Ja”, zeg ik met zachte stem.
Niet zacht genoeg echter, om onze net van wal gestoken conversatie buiten de gehoorsafstand van de andere reizigers te houden.
Vijf hoofden draaien in mijn richting. Als uilen die iets hebben horen ritselen in het bos.
“Ik heb je foto gezien in de krant. Ik zat me al de hele weg af te vragen of jij dat was. Hoe heette het boek ook alweer? Iets met een vos was het, dacht ik?”
“Inderdaad, ja. Vossenspoor.”
“Is het ergens te koop?”
“Het is overal te koop”, zeg ik opgetogen. “In elke Standaard Boekhandel.”
De zwijgende uilen zitten zichtbaar te overwegen of ze vossen zouden lusten. Tot hun aandacht gedurende enkele seconden wordt afgeleid door twee collega’s die aan de andere zijde van het gangpad hun paas-chocolade aan elkaar proberen te verpatsen.
“Wil jij dat echt niet?”
“Zeg, heb je al eens gezien hoe dik ik ben geworden?!” wijst het meisje naar haar afwezige buik.
Het bos van woorden is een drukke plek.
Maar ik ben op het goede spoor en glimlach, terwijl zich in mijn hoofd een nieuw verhaal ontspint.
“Ben jij die mevrouw die een boek heeft geschreven?”
“Ja”, zeg ik met zachte stem.
Niet zacht genoeg echter, om onze net van wal gestoken conversatie buiten de gehoorsafstand van de andere reizigers te houden.
Vijf hoofden draaien in mijn richting. Als uilen die iets hebben horen ritselen in het bos.
“Ik heb je foto gezien in de krant. Ik zat me al de hele weg af te vragen of jij dat was. Hoe heette het boek ook alweer? Iets met een vos was het, dacht ik?”
“Inderdaad, ja. Vossenspoor.”
“Is het ergens te koop?”
“Het is overal te koop”, zeg ik opgetogen. “In elke Standaard Boekhandel.”
De zwijgende uilen zitten zichtbaar te overwegen of ze vossen zouden lusten. Tot hun aandacht gedurende enkele seconden wordt afgeleid door twee collega’s die aan de andere zijde van het gangpad hun paas-chocolade aan elkaar proberen te verpatsen.
“Wil jij dat echt niet?”
“Zeg, heb je al eens gezien hoe dik ik ben geworden?!” wijst het meisje naar haar afwezige buik.
Het bos van woorden is een drukke plek.
Maar ik ben op het goede spoor en glimlach, terwijl zich in mijn hoofd een nieuw verhaal ontspint.