Katrien Van Effelterre
  • Home
    • Contact
  • Thrillers
    • Onder Controle
    • Doodsengel
    • Restafval
    • Levend aas
    • Vossenspoor
  • Romans
    • De Ondraaglijke Zwaarte van het Geluk
  • Managementboeken
    • De man die nergens iets over te zeggen had
  • Blog

TWEEZAAMHEID

6/16/2020

0 Reacties

 
In het gezelschap van een glas rosé koester ik de warme junizon op een rustig terras bij een oude watermolen. Hij stinkt een beetje. Niet de rosé, maar het water dat door de molen stroomt. Maar dat mag je niet zeggen over oude dingen. Ooit komt er een dag waarop wij ook gaan stinken. Toch?
Ik zit hier in mijn eentje, maar eenzaam ben ik niet.
Beslist niet meer dan de man en de vrouw een eindje verderop, die zich te diep in hun ijscoupes hebben verdiept om dat nog in elkaar te kunnen doen.
Zulke dingen zie je gewoon. In ieder geval met een glas in de buurt. De luciditeit in dat eerste beetje wijn brengt een ‘veritas’ waaraan maar weinig kan tippen. Of is dat alleen omdat ik een vrouw ben?
Uit de oude wijsheiden kan ik namelijk alleen maar afleiden dat we in de wijn bevoorrecht zijn.
Want als de drank is in de man, is de wijsheid in de kan. Terwijl een dronken vrouw wordt gezegd een engel in bed te zijn. Een dommerik en een engel, er zijn slechtere combinaties denkbaar. Misschien is de ene wel net wat de andere nodig heeft.
Aan de ijsetende soortgenote kan ik het niet vragen. Ze drinkt koffie. En kijkt ongeïnteresseerd.
In het ijs.
In de man.
In de waarheid.
Maar dan maakt een tweede exemplaar haar opwachting op het terras, eveneens in het gezelschap van een man. Deze vrouw draagt een fietshelm en een korte broek met een gigantische zweetvlek op de billen. Zelf zou ik me niet in zo’n natte broek durven te vertonen. Niet zonder op z’n minst een sjaaltje eromheen te slaan. Maar dat heeft ze zo te zien niet bij zich. Ze is een beetje jongensachtig, en moet hebben gedacht: ‘In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood verdienen.’ En dat het aanschijn aan de achterkant wat lager is komen te zitten sinds de mens besloot om rechtop te gaan lopen.
Zonder een woord gaan de vrouw en de man zitten en wachten tot de ober komt.
Zij bestelt limonade, hij bier.
Die wijsheid in de kan ziet hij dus wel zitten, maar zij vindt de engel kennelijk maar niks.
Zoals ze dat misschien ook in bed doet, haalt ze een boek tevoorschijn – anders dan de broek is het boek droog – en begint te lezen.
De man leunt achterover en begint te swipen op zijn mobiele telefoon. Ik stel me voor dat hij wacht tot zijn wijsheid ver genoeg in de kan is gezakt om zich niet langer ongelukkig te hoeven voelen.
Want dit is het dan, besef ik plots, de echte eenzaamheid, die nooit méér pijn doet dan met twee.
‘Is alles naar wens, mevrouw?’ vraagt de ober.
‘Ja hoor, prima’, zeg ik, en ik werp hem een engelachtige glimlach toe.
0 Reacties

VERSLAAFD AAN TEKST

6/9/2020

0 Reacties

 
Tijdens mijn boekenpraatjes zeg ik het vaak. Dat ik niet zonder schrijven kan.
Meestal kijken de mensen dan een beetje vreemd, een vreemdheid die vanalles kan betekenen. Dat ze opgelucht zijn bijvoorbeeld, omdat hen dat niet is overkomen en ze schrijven oersaai vinden.
Dat ze het niet echt geloven en het als een soort van reclamestunt zien. Zoals een bejaardenverzorgster dapper en vrolijk verkondigt dat ze niet zonder het verversen van luiers kan. Terwijl iedereen weet dat dat larie is, dat ze het doet omdat het nu eenmaal nodig is om mensen te geven wat ze echt willen: een schone oma of in mijn geval: een boek.
Misschien betekent de vreemdheid gewoon dat ze zich afvragen of het kan, en hoe.
Of het schrijven soms een roeping is zoals die van een non.
‘Nee!’ haast ieder stukje auteur zich dan te zeggen, uitgevers roepen je niet, of hoogstens om te zeggen dat ze zoveel manuscripten binnenkrijgen dat er niet over de reden voor afwijzing te communiceren valt.
Dat ik niet zonder schrijven kan, heeft niets te maken met dat soort van verhevenheid. Als het al iets is, dan moet het wel een afwijking zijn. Het dwangmatige bedwingen van gedachten in zinnen, niet anders dan een dwangneuroot de juiste plek van zijn boeken tot op de millimeter controleert om daarna zijn handen zeventien keer te wassen. En opnieuw te gaan meten.
Even obsessief schrijf ik mijn denken neer, omdat het anders simpelweg nergens toe leidt. Betekenisloze flarden in een hoofd vol dwaasheid.
Maar nadat mijn gedachten doelloos rondzwalpten, krijgen ze een bijzondere vastigheid op papier. Het is daar dat ze steek gaan houden en iets worden dat ik niet heb gemaakt, maar waarover ik me met dankbare verwondering verbaas.
En die magie gaat nog door wanneer zinnen een boek worden dat lezers in handen krijgen.
Want dan komen de mails en de verraste uitroepen.
‘O, dat personage ben ik!’, en, met een mengeling van trots en verlegenheid: ‘Die passage gaat over mij…’
Nee, dat doet ze niet, of ik zit er in ieder geval voor niets tussen.
Maar kennelijk heb ik iets geschreven waarin mensen zich herkennen. Iets dat nieuwe betekenissen laat groeien in hun hoofd.
Dàt is wat de lezer verslaafd maakt aan zijn boeken. Net zoals de schrijver het is aan zijn tekst. 

0 Reacties

    Auteur

    Katrien Van Effelterre
    °1979, Diest

    Archief

    November 2020
    September 2020
    Augustus 2020
    Juli 2020
    Juni 2020
    Mei 2020
    April 2020
    Maart 2020
    Februari 2020
    Januari 2020
    Augustus 2019
    April 2017
    September 2016
    Juni 2016
    Mei 2016
    April 2016
    Maart 2016
    Februari 2016
    Januari 2016
    December 2015
    Augustus 2015
    April 2015
    Maart 2015
    November 2014
    September 2014
    Juli 2014
    Mei 2014
    April 2014
    Maart 2014
    Februari 2014
    Januari 2014

    Categorieën

    Alles

    RSS-feed