Boeken moeten niet onderdoen voor bikini’s als het aankomt op vakantiepopulariteit. Dat is ondertussen wel duidelijk. Heel wat lezers blijken Vossenspoor te hebben meegenomen op vakantie, waardoor vanuit verschillende hoeken van de wereld inspirerende berichten naar me toe worden gestuurd. In de ‘top tien’ van karakteristieken die over mijn thriller worden aangehaald, staat de vlotte leesbaarheid op nummer één. Niet minder interessant is evenwel de tweede plaats, die wordt bekleed door het lustig bediscussieerde onderwerp van het meer of minder expliciete karakter waarmee de erotische passages zijn beschreven. En dan zijn we aanbeland bij de voor een auteur uitermate interessante vaststelling dat een boek soms meer kan vertellen over de lezer dan over diegene die het heeft geschreven.
Hij staat op van de tafel en komt naar haar toe. Wanneer hij vlak bij haar is, schuift ze haar stoel naar achter en staat voorzichtig op. Hij neemt haar hoofd vast, likt even aan haar mond en bijt dan met ingehouden gretigheid en perfect gedoseerde kracht in haar onderlip. Ze schrikt en wil 'auw' roepen, ook omdat het een beetje pijn doet. Dan kust hij haar vol op haar mond en duwt zijn tong tussen haar lippen naar binnen. Ze kussen elkaar hongerig en Astrid duwt haar lichaam tegen het zijne.
(…)
Zijn blik graaft zich diep in de hare en ze weet dat het slechts de voorbode is van het moment waarop hij zich ook lijfelijk diep in haar lichaam zal boren. Ze zitten op hun knieën tegenover elkaar, zijn hand op haar billen, haar bekken tegen het zijne aan drukkend. Astrid rukt zijn hemd uit zijn broek en maakt de knoopjes los. Zijn borst is solide, glad en gestroomlijnd. Precies daardoor valt het lichter gekleurde streepje op de huid boven zijn linkeroksel op. Ze wrijft er met haar vinger over en kijkt hem vragend aan.
“Accident de parcours”, zegt hij nonchalant. “Maar wees gerust, verder ben ik helemaal intact.”
Het begon met een collega die in het delen van zijn kritische reflecties vermeldde dat de erotische scènes naar zijn gevoel nog ietwat preuts uit de verf waren gekomen. Mocht ik op dat moment al spijt hebben gehad van de censuur waaraan ik mijn manuscript voor de publicatie had onderworpen, dan duurde dat zeker niet lang. Want een familielid vertelde mama tijdens een vrouwenonderonsje dat ze het boek heel goed had gevonden, maar toch wel wat was geschrokken van de sekssènes. “Maar ja, ik ben wel nogal een preutse”, voegde de prille vijftiger er dan onmiddellijk aan toe. Een andere vriendin vond het dan weer “precies goed voor het thriller-genre. Niet teveel en niet te weinig erotiek.”
Weer iemand anders vroeg mijn ouders, met een blik die het midden hield tussen nieuwsgierigheid en gealarmeerdheid: “Zeg, zouden daar nu autobiografische elementen in zitten, denk je?”
Geamuseerd bleef ik de discussies volgen, me ondertussen afvragend in hoeverre de favoriete quote van mijn voormalig professor Engelse letterkunde, “no sex please, we are British”, zou opgaan voor Nederlandstalig leesland.
De discussie kreeg alweer nieuwe brandstof tijdens een bezoek aan een werkcontact uit mijn academische verleden aan de K.U.Leuven. In zijn kleurrijke Brusselse dialect onderhield de hoogst belezen vijftiger me enkele uren over kunst, geschiedenis en de ‘petites histoires’ uit onze werkplek van vroeger. Zijn vriendin beaamde daarbij glimlachend dat de man ondanks zijn fysieke gezondheidsproblemen des te kwieker van geest leek te zijn geworden. Tegen de achtergrond van al dat intellectuele gefilosofeer werd ik tijdens mijn rondleiding door zijn appartement verrast door de kalenders die her en der tegen de muren hingen. Nu had de man me vroeger al wel verteld over zijn verzamelen van kunstkalenders, waarvoor hij in januari steevast bij verschillende bedrijven en musea ging aankloppen. Niets had me daarbij evenwel doen denken aan rondborstige vrouwen die zonder schroom aan de rand van zwembaden zaten en zich daarbij geheel onbewust leken te zijn van het feit dat ze tijdens hun zwempartij hun bikini geheel of gedeeltelijk waren kwijtgespeeld.
“Ja zeg”, kwam ik samen met zijn vriendin lachend terug in de woonkamer, “dat ik had ik van jou toch niet verwacht hoor!”
Hij antwoordde met theatrale ernst: “Ìk van jou ook niet. Patrick en Astrid op de zolder tegen een kast. Ja zeg!”
Het gesprek ging verder over kunst. De kunst van het naakt op de Pirelli-kalenders welteverstaan.
“Dat je dat nog niet hebt, een Pirelli?”
“Ja”, antwoordde zijn vriendin, “het is naar het schijnt heel moeilijk om daar aan te geraken.”
Het was die avond nog druk op de E40. Ik voegde in. Ooit met snelwegstress en een bonzend hart. Dankzij een hoogst uitzonderlijke leraar nu met een glimlach.
Een oude hit van Münchner Freiheit op de radio.
Mijn volgend boek zou ik beslist met Pirelli-preutsheid schrijven. Inspiratie in overvloed ;-)
Hij staat op van de tafel en komt naar haar toe. Wanneer hij vlak bij haar is, schuift ze haar stoel naar achter en staat voorzichtig op. Hij neemt haar hoofd vast, likt even aan haar mond en bijt dan met ingehouden gretigheid en perfect gedoseerde kracht in haar onderlip. Ze schrikt en wil 'auw' roepen, ook omdat het een beetje pijn doet. Dan kust hij haar vol op haar mond en duwt zijn tong tussen haar lippen naar binnen. Ze kussen elkaar hongerig en Astrid duwt haar lichaam tegen het zijne.
(…)
Zijn blik graaft zich diep in de hare en ze weet dat het slechts de voorbode is van het moment waarop hij zich ook lijfelijk diep in haar lichaam zal boren. Ze zitten op hun knieën tegenover elkaar, zijn hand op haar billen, haar bekken tegen het zijne aan drukkend. Astrid rukt zijn hemd uit zijn broek en maakt de knoopjes los. Zijn borst is solide, glad en gestroomlijnd. Precies daardoor valt het lichter gekleurde streepje op de huid boven zijn linkeroksel op. Ze wrijft er met haar vinger over en kijkt hem vragend aan.
“Accident de parcours”, zegt hij nonchalant. “Maar wees gerust, verder ben ik helemaal intact.”
Het begon met een collega die in het delen van zijn kritische reflecties vermeldde dat de erotische scènes naar zijn gevoel nog ietwat preuts uit de verf waren gekomen. Mocht ik op dat moment al spijt hebben gehad van de censuur waaraan ik mijn manuscript voor de publicatie had onderworpen, dan duurde dat zeker niet lang. Want een familielid vertelde mama tijdens een vrouwenonderonsje dat ze het boek heel goed had gevonden, maar toch wel wat was geschrokken van de sekssènes. “Maar ja, ik ben wel nogal een preutse”, voegde de prille vijftiger er dan onmiddellijk aan toe. Een andere vriendin vond het dan weer “precies goed voor het thriller-genre. Niet teveel en niet te weinig erotiek.”
Weer iemand anders vroeg mijn ouders, met een blik die het midden hield tussen nieuwsgierigheid en gealarmeerdheid: “Zeg, zouden daar nu autobiografische elementen in zitten, denk je?”
Geamuseerd bleef ik de discussies volgen, me ondertussen afvragend in hoeverre de favoriete quote van mijn voormalig professor Engelse letterkunde, “no sex please, we are British”, zou opgaan voor Nederlandstalig leesland.
De discussie kreeg alweer nieuwe brandstof tijdens een bezoek aan een werkcontact uit mijn academische verleden aan de K.U.Leuven. In zijn kleurrijke Brusselse dialect onderhield de hoogst belezen vijftiger me enkele uren over kunst, geschiedenis en de ‘petites histoires’ uit onze werkplek van vroeger. Zijn vriendin beaamde daarbij glimlachend dat de man ondanks zijn fysieke gezondheidsproblemen des te kwieker van geest leek te zijn geworden. Tegen de achtergrond van al dat intellectuele gefilosofeer werd ik tijdens mijn rondleiding door zijn appartement verrast door de kalenders die her en der tegen de muren hingen. Nu had de man me vroeger al wel verteld over zijn verzamelen van kunstkalenders, waarvoor hij in januari steevast bij verschillende bedrijven en musea ging aankloppen. Niets had me daarbij evenwel doen denken aan rondborstige vrouwen die zonder schroom aan de rand van zwembaden zaten en zich daarbij geheel onbewust leken te zijn van het feit dat ze tijdens hun zwempartij hun bikini geheel of gedeeltelijk waren kwijtgespeeld.
“Ja zeg”, kwam ik samen met zijn vriendin lachend terug in de woonkamer, “dat ik had ik van jou toch niet verwacht hoor!”
Hij antwoordde met theatrale ernst: “Ìk van jou ook niet. Patrick en Astrid op de zolder tegen een kast. Ja zeg!”
Het gesprek ging verder over kunst. De kunst van het naakt op de Pirelli-kalenders welteverstaan.
“Dat je dat nog niet hebt, een Pirelli?”
“Ja”, antwoordde zijn vriendin, “het is naar het schijnt heel moeilijk om daar aan te geraken.”
Het was die avond nog druk op de E40. Ik voegde in. Ooit met snelwegstress en een bonzend hart. Dankzij een hoogst uitzonderlijke leraar nu met een glimlach.
Een oude hit van Münchner Freiheit op de radio.
Mijn volgend boek zou ik beslist met Pirelli-preutsheid schrijven. Inspiratie in overvloed ;-)