Wanneer je pasgeboren bent, is geen enkel van je ziektes of mankementen jouw schuld. Hoe zou dat immers ook kunnen? Je hebt nog amper geleefd, laat staan iets gekozen of beslist. Het zijn dan de genen, de omstandigheden of de aanleg, waardoor dat arme lijfje misschien niet honderd procent volgens het boekje functioneert.
Heel anders wordt het wanneer je ouder bent. Niet alleen krijg je dan meer mankementen, je wordt er almaar meer zelf voor verantwoordelijk gehouden, waardoor er zich tijdens de gang naar een lid van het medisch korps toch altijd ietsje meer lood in je schoenen gaat bevinden.
Hoge bloeddruk, cholesterol, een gaatje in je tand, een ontsteking waar je niet van wist, in je bloed iets tekort of iets teveel, het falen van je lichaam moet steeds meer als een persoonlijke misstap gaan voelen. Terwijl ik dacht dat het simpelweg bij het verslijten van het leven hoorde.
Als je je bij een nieuwe vertegenwoordiger der geneeskunde moet melden, word je die mogelijke schuld tot bewijs van het tegendeel nog sterker gewaar.
Poets je wel op de juiste manier je tanden? Bezorg je jezelf niet teveel stress? Zie je geregeld zon en beweeg je genoeg? Je drinkt toch geen alcohol en slaapt toch wel vast?
Wie dacht dat hij goed bezig was, heeft het volgens die nieuwe dokter of tandarts soms helemaal mis. Wie ervan overtuigd was dat alles goed ging, kan plots voor een premie voor totaalrenovatie in aanmerking komen. En dan is het nog hopen op een gunstig asbestcertificaat, om niet een nog hogere prijs te moeten betalen.
Want de politiek is helemaal in hetzelfde bedje ziek. Als kind voelde het geruststellend om te denken dat de leiders van ons land goed voor de mensen wilden zorgen. Als volwassene wordt het een steeds grotere uitdaging om dat gevoel opnieuw op te roepen. Wat ook moeilijk anders kan, omdat je de hele tijd straf lijkt te krijgen voor dingen waarvan je niet eens wist dat je ze fout had gedaan. De overbevissing, de afsmelting van de ijskappen, onze woonkamers die we nu eindelijk maar eens wat minder warm moeten stoken omdat de energieprijzen niets minders dan psychotische hallucinaties lijken. Allemaal tengevolge van een oorlog die wij nooit hebben gekozen en een mondiale bemoeienis waarvoor we als nederige individuen nooit de arrogantie zouden hebben gehad.
Toch worden wij op het matje geroepen, moeten wij andermaal de portemonnee trekken, voor woeker-energieprijzen, capaciteitstarieven, de hemel in geprezen elektrische auto’s die nu jammer genoeg ook moeten opgeladen worden, en certificaten voor alle asbest in de materialen die we vroeger vol vertrouwen op onze bouwwerven hebben aanvaard én betaald. Is dat niet je reinste waanzin?
Toch blijven we beleefd en nederig doen wat ons wordt opgedragen. En geloven dat het immers allemaal – tenminste een klein beetje – onze eigen schuld is.
Nee, vroeger was niet alles beter. De meeste mensen die de asbest van toen hebben ingeademd, kunnen het nu niet meer navertellen. Maar heimwee naar de oude garde van het gezond verstand heb ik wel. Je had ze in de politiek, en ook in de medische wetenschap. Mensen die bereid waren verantwoordelijkheid te dragen, waardoor je nog wel het gevoel had dat er voor je gezorgd werd. Dat iemand, die jou niet persoonlijk kende, toch met je welzijn was begaan. Hebben we immers niet daarvoor de woorden ‘verzorgingsstaat’, ‘gezondheidszorg’ en ‘zorgverlener’ uitgevonden?
Ik weet het natuurlijk wel, dat de zorg bij uitstek de sector met veel knelpuntberoepen is. Maar dat betekent nog niet dat alle gegadigden dan maar gendarm moeten worden.
Ik mis ze, de medische monumenten van gezond verstand. Mijn tandarts die van zijn welverdiende pensioen geniet. Ik ging er al van toen ik nog heel klein was. Zo klein dat ik bij ieder bezoek een ring met een gekleurde steen uit een plastic potje kreeg. Hartvormige, stervormige, vierkanten en ronde gekleurde stenen zitten nog mooi op een rij in een oud juwelenkistje op zolder. In mijn kinderogen waren die ringen van goud en diamant. Mijn tanden, nog geen enkele van goud, maar wel nog mooi op een rij en nog niet op zolder, zijn er de glimlachende getuigen van. Doordat ze al van bij hun ontstaan door mijn oude tandarts werden verzorgd, voelden ze altijd meer van hem dan van mij. Scheelde er iets mee, dan moest ik me gewoon naar zijn kabinet begeven, want hij kende ze beter dan ik ooit heb gedaan. Wat voelde het geruststellend om die verantwoordelijkheid te kunnen overdragen aan de hoeder van mijn gebit.
Ik mis ze, ja. Zo ook mijn oude gynaecoloog. Hij was grijs, wijs, en met zijn innovaties befaamd op wereldvlak. Ook naar zijn kennis van zaken kon ik met gerust gemoed een stuk verantwoordelijkheid overdragen. De hoeder van… Nu ja, eerbare oude waarden zonder idiote vragen zeg maar.
De laatste keer dat we elkaar een mooi eindejaar wensten, was het met een stevige handdruk en ‘tot volgend jaar, bij leven en welzijn’. Het was koud, zoals nu, maar het was niet van de kou dat een mens ziek werd, drukte hij me op het hart, maar van virussen die in mensenmassa’s werden verspreid. Nee, van corona was toen nog geen sprake, en hij zou nooit meer weten wat dat was. Want een jaar later belde zijn vrouw alle patiënten op om te laten weten dat haar echtgenoot was overleden. Van een buitenlands congres kwam hij terug met een kwalijke hoest. Diagnose: longkanker. Enkele weken later was hij dood.
Zou dat dan ook zijn schuld zijn geweest? Ik geloof het nooit. Dat we verantwoordelijk zijn voor àlle onheil dat men ons in de schoenen tracht te schuiven. Natuurlijk wel voor sommige dingen, die het gezond verstand ons vanzelf duidelijk maakt zonder dat we daarvoor gendarmen nodig hebben. Want culpabilisering mag geen voorwendsel worden voor een gebrek aan professionele menselijkheid.
Marnix Peeters schreef vorige week in De Morgen over zijn coloscopie. Welja, dacht ik toen, nog eentje die slecht smakende poedertjes moest drinken en een nacht en een halve dag op de badkamer moest kamperen. Metoo, dacht ik. En dat het een groot verschil maakt om te weten dat we niet de enigen zijn in dezelfde beproeving, dat we ons verhaal kwijt kunnen en dan niet op oordeel maar op begrip kunnen rekenen.
Omdat we nu eenmaal allemaal met onze grote en kleine problemen worstelen, die wel of niet onze verantwoordelijkheid kunnen zijn, maar bovenal veroorzaakt worden door het leven zelf, waarin wij mensen, alleen maar elke dag heel erg ons best doen om fysiek gezond en moreel goed en politiek correct en administratief in orde te zijn.
Met minder nood aan gendarmen dan aan bondgenoten in de menselijkheid.
Heel anders wordt het wanneer je ouder bent. Niet alleen krijg je dan meer mankementen, je wordt er almaar meer zelf voor verantwoordelijk gehouden, waardoor er zich tijdens de gang naar een lid van het medisch korps toch altijd ietsje meer lood in je schoenen gaat bevinden.
Hoge bloeddruk, cholesterol, een gaatje in je tand, een ontsteking waar je niet van wist, in je bloed iets tekort of iets teveel, het falen van je lichaam moet steeds meer als een persoonlijke misstap gaan voelen. Terwijl ik dacht dat het simpelweg bij het verslijten van het leven hoorde.
Als je je bij een nieuwe vertegenwoordiger der geneeskunde moet melden, word je die mogelijke schuld tot bewijs van het tegendeel nog sterker gewaar.
Poets je wel op de juiste manier je tanden? Bezorg je jezelf niet teveel stress? Zie je geregeld zon en beweeg je genoeg? Je drinkt toch geen alcohol en slaapt toch wel vast?
Wie dacht dat hij goed bezig was, heeft het volgens die nieuwe dokter of tandarts soms helemaal mis. Wie ervan overtuigd was dat alles goed ging, kan plots voor een premie voor totaalrenovatie in aanmerking komen. En dan is het nog hopen op een gunstig asbestcertificaat, om niet een nog hogere prijs te moeten betalen.
Want de politiek is helemaal in hetzelfde bedje ziek. Als kind voelde het geruststellend om te denken dat de leiders van ons land goed voor de mensen wilden zorgen. Als volwassene wordt het een steeds grotere uitdaging om dat gevoel opnieuw op te roepen. Wat ook moeilijk anders kan, omdat je de hele tijd straf lijkt te krijgen voor dingen waarvan je niet eens wist dat je ze fout had gedaan. De overbevissing, de afsmelting van de ijskappen, onze woonkamers die we nu eindelijk maar eens wat minder warm moeten stoken omdat de energieprijzen niets minders dan psychotische hallucinaties lijken. Allemaal tengevolge van een oorlog die wij nooit hebben gekozen en een mondiale bemoeienis waarvoor we als nederige individuen nooit de arrogantie zouden hebben gehad.
Toch worden wij op het matje geroepen, moeten wij andermaal de portemonnee trekken, voor woeker-energieprijzen, capaciteitstarieven, de hemel in geprezen elektrische auto’s die nu jammer genoeg ook moeten opgeladen worden, en certificaten voor alle asbest in de materialen die we vroeger vol vertrouwen op onze bouwwerven hebben aanvaard én betaald. Is dat niet je reinste waanzin?
Toch blijven we beleefd en nederig doen wat ons wordt opgedragen. En geloven dat het immers allemaal – tenminste een klein beetje – onze eigen schuld is.
Nee, vroeger was niet alles beter. De meeste mensen die de asbest van toen hebben ingeademd, kunnen het nu niet meer navertellen. Maar heimwee naar de oude garde van het gezond verstand heb ik wel. Je had ze in de politiek, en ook in de medische wetenschap. Mensen die bereid waren verantwoordelijkheid te dragen, waardoor je nog wel het gevoel had dat er voor je gezorgd werd. Dat iemand, die jou niet persoonlijk kende, toch met je welzijn was begaan. Hebben we immers niet daarvoor de woorden ‘verzorgingsstaat’, ‘gezondheidszorg’ en ‘zorgverlener’ uitgevonden?
Ik weet het natuurlijk wel, dat de zorg bij uitstek de sector met veel knelpuntberoepen is. Maar dat betekent nog niet dat alle gegadigden dan maar gendarm moeten worden.
Ik mis ze, de medische monumenten van gezond verstand. Mijn tandarts die van zijn welverdiende pensioen geniet. Ik ging er al van toen ik nog heel klein was. Zo klein dat ik bij ieder bezoek een ring met een gekleurde steen uit een plastic potje kreeg. Hartvormige, stervormige, vierkanten en ronde gekleurde stenen zitten nog mooi op een rij in een oud juwelenkistje op zolder. In mijn kinderogen waren die ringen van goud en diamant. Mijn tanden, nog geen enkele van goud, maar wel nog mooi op een rij en nog niet op zolder, zijn er de glimlachende getuigen van. Doordat ze al van bij hun ontstaan door mijn oude tandarts werden verzorgd, voelden ze altijd meer van hem dan van mij. Scheelde er iets mee, dan moest ik me gewoon naar zijn kabinet begeven, want hij kende ze beter dan ik ooit heb gedaan. Wat voelde het geruststellend om die verantwoordelijkheid te kunnen overdragen aan de hoeder van mijn gebit.
Ik mis ze, ja. Zo ook mijn oude gynaecoloog. Hij was grijs, wijs, en met zijn innovaties befaamd op wereldvlak. Ook naar zijn kennis van zaken kon ik met gerust gemoed een stuk verantwoordelijkheid overdragen. De hoeder van… Nu ja, eerbare oude waarden zonder idiote vragen zeg maar.
De laatste keer dat we elkaar een mooi eindejaar wensten, was het met een stevige handdruk en ‘tot volgend jaar, bij leven en welzijn’. Het was koud, zoals nu, maar het was niet van de kou dat een mens ziek werd, drukte hij me op het hart, maar van virussen die in mensenmassa’s werden verspreid. Nee, van corona was toen nog geen sprake, en hij zou nooit meer weten wat dat was. Want een jaar later belde zijn vrouw alle patiënten op om te laten weten dat haar echtgenoot was overleden. Van een buitenlands congres kwam hij terug met een kwalijke hoest. Diagnose: longkanker. Enkele weken later was hij dood.
Zou dat dan ook zijn schuld zijn geweest? Ik geloof het nooit. Dat we verantwoordelijk zijn voor àlle onheil dat men ons in de schoenen tracht te schuiven. Natuurlijk wel voor sommige dingen, die het gezond verstand ons vanzelf duidelijk maakt zonder dat we daarvoor gendarmen nodig hebben. Want culpabilisering mag geen voorwendsel worden voor een gebrek aan professionele menselijkheid.
Marnix Peeters schreef vorige week in De Morgen over zijn coloscopie. Welja, dacht ik toen, nog eentje die slecht smakende poedertjes moest drinken en een nacht en een halve dag op de badkamer moest kamperen. Metoo, dacht ik. En dat het een groot verschil maakt om te weten dat we niet de enigen zijn in dezelfde beproeving, dat we ons verhaal kwijt kunnen en dan niet op oordeel maar op begrip kunnen rekenen.
Omdat we nu eenmaal allemaal met onze grote en kleine problemen worstelen, die wel of niet onze verantwoordelijkheid kunnen zijn, maar bovenal veroorzaakt worden door het leven zelf, waarin wij mensen, alleen maar elke dag heel erg ons best doen om fysiek gezond en moreel goed en politiek correct en administratief in orde te zijn.
Met minder nood aan gendarmen dan aan bondgenoten in de menselijkheid.