Want hij verontschuldigde zich toen hij na het scannen van de voorverpakte oesterzwammen en het sixpack grannysmithappelen bij de papieren zakjes kwam. In het ene zat lente-ui, in het andere prei.
Koortsachtig zocht de jongeman op zijn computerscherm naar het juiste fotootje met het juiste bijschrift om vervolgens de groente te kunnen wegen.
‘Dat is lente-ui’, zei ik behulpzaam. Na een bewogen geschiedenis van vier jaar jobstudenten in dit nog relatief jonge winkeltje had ik namelijk begrepen dat de plantenkennis van mensen jonger dan twintig zich de laatste decennia had vernauwd tot die soorten die hen genot konden verschaffen.
De werkstudent wierp een blik achter zich, in de hoop daar één van zijn meer ervaren collega’s te treffen, maar de winkel was leeg.
‘Sorry hoor’, verontschuldigde de jongeman zich ongemakkelijk. ‘Ik ga dit even tot het laatst houden’, verklaarde hij terwijl hij het zakje opzij schoof.
Medelevend bedacht ik dat alleen de prei nog moest volgen en hij zichzelf daarmee niet veel extra tijd had gekocht.
Maar daar had ik het mis.
Van de ontelbare keren dat ik prei had gekocht, was er niet één keer geweest waarop de groente me zo had kunnen verrassen. Of eigenlijk was het niet de groente die dat deed, maar wel de jongeman die ze hanteerde, en van wie het kapsel, nu zag ik het, heel veel van een royale, stevig samengebonden bussel peterselie had.
Stengel voor stengel haalde de jongen de prei uit de papieren zak en legde ieder stuk beurtelings op de weegschaal.
‘Kan je dat niet gewoon allemaal in één keer in de zak wegen?’ vroeg ik met gefronste wenkbrauwen.
‘Nee, sorry, dit moet jammer genoeg zo.’
Ik geloofde er niets van en dacht onwillekeurig terug aan het meisje dat enkele maanden voordien drie plastic bakjes met voorverpakte biologische kipfilets voor me had afgerekend. Ze scande er eentje en tikte dan ‘maal drie’. Hoewel iedere kipfilet en dus ook ieder bakje een ander gewicht en een andere prijs had.
Dat meisje heb ik later nooit meer teruggezien.
‘Anders wegen ze het in één keer hoor’, zei ik.
‘Ja maar’, reageerde de jongeman, ‘Je hebt bussels prei en losse prei. Die laatste moet apart gewogen worden.’
Ik slikte. En dacht aan de soepprei die per vijf stengels met plakband bij elkaar zat en een vaste, voordelige prijs had.
Dat dat niet betekende dat het wegen van de losse prei stengel per stengel diende te gebeuren, alleen dat die prei per kilo en niet per pakket werd aangerekend, wilde ik nog uitleggen, toen na de laatste stengel de oudere winkelbediende verscheen.
‘Euh, die lente-ui, die vind ik niet.’
‘Dat is een promotie’, verklaarde de collega. ‘Eén euro twintig, dat kan je zo invoeren.’
Even later stopte ik mijn bankkaart in het toestel.
‘Sorry hoor, mevrouw, voor het wachten’, zei de jongeman.
‘Nee’, zei ik geamuseerd, ‘dat geeft helemaal niks. Alleen was het wel een geluk dat ik in de plaats van prei geen erwtjes had gekocht…