Kijken naar een tas, dat is de reden waarom ik de winkel binnenga. Want gezien de prijs en de luttele dagen die deze dag van het begin van de soldenperiode scheiden, behoort kopen niet tot het plan. Dat doet mijn afdwalen naar de schoenenhoek ook niet, maar zo gaat het vaak met de beste dingen in het leven, houd ik mezelf voor, dat je ze vindt zonder ze gezocht te hebben.
Wat voor de winkeleigenaar beslist niet geldt in het geval van de verkoopster die hij in dienst heeft genomen. Zij is duidelijk niet het soort vrouw dat je vindt, en nog minder het soort dat je zoekt.
Fors en robuust als een uit de kluiten gewassen baal stro bevindt ze zich nors en zwijgend aan mijn zijde wanneer ik een paar zwarte sandaaltjes bekijk. Het nut van uitlatingen als ‘goeiedag’ of ‘kan ik u helpen’, ontgaat haar volledig. Net zo goed had ze in een stal kunnen staan, woordeloos wachtend op de eerste koe van wie de hoeven kunnen worden geïnspecteerd.
Zwijgend probeer ik enkele sandaaltjes uit.
Kennelijk is Strobaal erop voorzien dat ik op ieder moment met acht centimeter hoge sandalen de winkel uit kan rennen, want wanneer ik aan mijn derde paar toe ben, probeert ze me naar een andere plek te lokken. Natuurlijk kan ze me daarvoor niet gewoon een duw geven zoals ze met een koe zou doen. En dus zegt ze: ‘Daarginds in de hoek is een spiegel.’
‘Ja, ik had het al gezien. Daar wou ik net naar op weg gaan’, zeg ik fijntjes.
Bij de spiegel lijkt ze zich al wat meer te hebben verzoend met de gedachte dat klanten moeten worden getolereerd als een noodzakelijk kwaad. Maar dan wel liefst zo kort mogelijk.
Waardoor ze dwaze opmerkingen maakt bij iedere sandaal die ik aantrek.
‘Dat is heel neutraal, dat kan u bij alles dragen!’ ‘Dit is ook heel mooi, en niet duur.’
Hou toch verdomme je mond, als je niets kan zeggen dat ook maar een beetje geloofwaardig klinkt. Waarom leren verkopers nooit dat klanten niet eens de kans krijgen de koop te overwegen als ze geen seconde zwijgen?
De vrouw irriteert me mateloos, waardoor ik met één sandaal aan mijn voet weer naar het schoenenrek strompel.
Maar niet zonder Strobaal, die als een parasiet aan me kleeft.
‘Ik kende dit merk niet’, zeg ik om de voortzetting van mijn exploratieve activiteit te verklaren.
‘Meent u dat?’ reageert Strobaal verontwaardigd. ‘We hebben dat nochtans al lang!’
Geen moment dringt het tot haar door dat ik een potentiële nieuwe klant ben en dat je die doelgroep heel anders moet benaderen. Vriendelijk bijvoorbeeld.
‘Ze zijn heel gemakkelijk. Er zijn mensen die daar een hele dag op kunnen lopen, zelfs met die hakhoogte.’
‘Mmm.’ Tot die groep behoor ik overduidelijk niet. ‘Het is een Spaans merk, zie ik.’
‘Ja. Ze hebben een heel grote fabriek! En in de warme landen, de tropische gebieden enzo, dragen ze allemaal van dat. Ah ja, dat is kurk, wat moeten ze daar anders dragen?’
Ik glimlach sceptisch en kijk haar onderzoekend aan terwijl ik me afvraag of Strobaal weleens in een tropisch land is geweest.
‘Kijkt u nog eens in de spiegel. Want het contrast met wat u nu draagt is wel héél groot hoor!’ lacht ze me haast uit.
‘Uiteraard’, zeg ik kalm, ‘dat is een sneaker. In de westerse landen dragen ze allemaal van dat. Speciaal gemaakt om te stappen, grote afstanden in niet-tropische gebieden. Niet om wat rond te schuifelen in een winkel. Ik kwam trouwens eigenlijk voor een tas. Maar die blijkt zo duur dat ik ze pas koop wanneer er korting is. Ik neem aan dat jullie al meedoen met de aangekondigde actie van volgend weekend en ik niet tot de solden hoef te wachten?’
Strobaal staat nu met de mond vol tanden en moet het aan haar bazin vragen.
Terugkomen doet ze zonder duidelijk antwoord.
‘Met de handtassen, dat is heel beperkt hoor, de korting die we daarop geven’, stamelt ze.
‘Dan zie ik nog wel’, besluit ik kurkdroog. ‘Want wel of geen korting, dat contrast is in deze winkel wel héél groot.’
Thuis ontkurk ik een fles wijn en vraag me af of ik de kurken voortaan moet opsparen om naar de tropische landen te sturen. Toen ik kind was, deden ze dat nog met zilverpapier. Zouden ze daar ook sandalen van gemaakt hebben?
Wat voor de winkeleigenaar beslist niet geldt in het geval van de verkoopster die hij in dienst heeft genomen. Zij is duidelijk niet het soort vrouw dat je vindt, en nog minder het soort dat je zoekt.
Fors en robuust als een uit de kluiten gewassen baal stro bevindt ze zich nors en zwijgend aan mijn zijde wanneer ik een paar zwarte sandaaltjes bekijk. Het nut van uitlatingen als ‘goeiedag’ of ‘kan ik u helpen’, ontgaat haar volledig. Net zo goed had ze in een stal kunnen staan, woordeloos wachtend op de eerste koe van wie de hoeven kunnen worden geïnspecteerd.
Zwijgend probeer ik enkele sandaaltjes uit.
Kennelijk is Strobaal erop voorzien dat ik op ieder moment met acht centimeter hoge sandalen de winkel uit kan rennen, want wanneer ik aan mijn derde paar toe ben, probeert ze me naar een andere plek te lokken. Natuurlijk kan ze me daarvoor niet gewoon een duw geven zoals ze met een koe zou doen. En dus zegt ze: ‘Daarginds in de hoek is een spiegel.’
‘Ja, ik had het al gezien. Daar wou ik net naar op weg gaan’, zeg ik fijntjes.
Bij de spiegel lijkt ze zich al wat meer te hebben verzoend met de gedachte dat klanten moeten worden getolereerd als een noodzakelijk kwaad. Maar dan wel liefst zo kort mogelijk.
Waardoor ze dwaze opmerkingen maakt bij iedere sandaal die ik aantrek.
‘Dat is heel neutraal, dat kan u bij alles dragen!’ ‘Dit is ook heel mooi, en niet duur.’
Hou toch verdomme je mond, als je niets kan zeggen dat ook maar een beetje geloofwaardig klinkt. Waarom leren verkopers nooit dat klanten niet eens de kans krijgen de koop te overwegen als ze geen seconde zwijgen?
De vrouw irriteert me mateloos, waardoor ik met één sandaal aan mijn voet weer naar het schoenenrek strompel.
Maar niet zonder Strobaal, die als een parasiet aan me kleeft.
‘Ik kende dit merk niet’, zeg ik om de voortzetting van mijn exploratieve activiteit te verklaren.
‘Meent u dat?’ reageert Strobaal verontwaardigd. ‘We hebben dat nochtans al lang!’
Geen moment dringt het tot haar door dat ik een potentiële nieuwe klant ben en dat je die doelgroep heel anders moet benaderen. Vriendelijk bijvoorbeeld.
‘Ze zijn heel gemakkelijk. Er zijn mensen die daar een hele dag op kunnen lopen, zelfs met die hakhoogte.’
‘Mmm.’ Tot die groep behoor ik overduidelijk niet. ‘Het is een Spaans merk, zie ik.’
‘Ja. Ze hebben een heel grote fabriek! En in de warme landen, de tropische gebieden enzo, dragen ze allemaal van dat. Ah ja, dat is kurk, wat moeten ze daar anders dragen?’
Ik glimlach sceptisch en kijk haar onderzoekend aan terwijl ik me afvraag of Strobaal weleens in een tropisch land is geweest.
‘Kijkt u nog eens in de spiegel. Want het contrast met wat u nu draagt is wel héél groot hoor!’ lacht ze me haast uit.
‘Uiteraard’, zeg ik kalm, ‘dat is een sneaker. In de westerse landen dragen ze allemaal van dat. Speciaal gemaakt om te stappen, grote afstanden in niet-tropische gebieden. Niet om wat rond te schuifelen in een winkel. Ik kwam trouwens eigenlijk voor een tas. Maar die blijkt zo duur dat ik ze pas koop wanneer er korting is. Ik neem aan dat jullie al meedoen met de aangekondigde actie van volgend weekend en ik niet tot de solden hoef te wachten?’
Strobaal staat nu met de mond vol tanden en moet het aan haar bazin vragen.
Terugkomen doet ze zonder duidelijk antwoord.
‘Met de handtassen, dat is heel beperkt hoor, de korting die we daarop geven’, stamelt ze.
‘Dan zie ik nog wel’, besluit ik kurkdroog. ‘Want wel of geen korting, dat contrast is in deze winkel wel héél groot.’
Thuis ontkurk ik een fles wijn en vraag me af of ik de kurken voortaan moet opsparen om naar de tropische landen te sturen. Toen ik kind was, deden ze dat nog met zilverpapier. Zouden ze daar ook sandalen van gemaakt hebben?