‘Goeiemorgen allemaal, wie van jullie kan ik blij maken met een bakje pruimen en / of druiven uit de tuin?’
Ik bedank, zeg dat het heel lief is, maar dat pruimen en druiven me te zoet zijn.
Onze andere buurvrouw reageert: ‘Een kleín bakje pruimen wordt geapprecieerd. Groetjes aan iedereen.’
Waarop ik: ‘Snap ik helemaal. Een mens wil niet het hele weekend op het toilet hoeven door te brengen, zeker niet nu er mooi weer voorspeld wordt.’
Zegt zij: ‘Dáár had ik nog niet eens aan gedacht, maar je hebt honderd procent gelijk.’
Ik: ‘Ik ben een product van de Zusters van de Voorzienigheid, dat blijft sporen nalaten… Zelfs ver voorbij de magische vijf broden en twee vissen, tot op de groenten- en fruitafdeling dus.’
Zij: ‘Ik vrees dat diezelfde zusters bij mij andere ‘trauma’s’ veroorzaakt hebben. Heb jij daar nog wel échte zusters gezien?’
Tussendoor reageert de eerste buurvrouw: ‘Ben ons pruimenboompje zo dankbaar, omdat pruimen op reis altijd weer verlossing betekenen. Zo verschillend als we zijn hè.’
Ik: ‘Ja hoor. Ik had nog les van Zuster Beatrijs en Zuster Hildegard. Respectievelijk godsdienst en technologische opvoeding. Hoe écht hun roeping en bijgevolg zijzelf waren, weet ik natuurlijk niet. Misschien verkleedden ze zich voor de lesuren wel als devote nonnen en waren ze de rest van de tijd niet-religieuze zuurpruimen.
En ik heb ook nog nonnen gezien – verontrustend veel zelfs – tijdens de zeeklassen in het oude klooster van Sint-Idesbald. Het eten was daar trouwens niet te pruimen. Zuurkool op de eerste dag, als dessert ongesuikerde natuuryoghurt, en als eerste vieruurtje de volgende dag ‘bodding’, door de leraar geïdentificeerd als broodpudding, maar daar trapte toen niemand in, het zag er eerder uit als iets dat al een keer door iemand was opgegeten en dan met gelatine weer tot een geheel was gelijmd.
Daarom vastten wij en vroegen de Heer om hulp.
Om maar te zeggen dat de verlossing – al dan niet gewijd – overal wat anders betekent…
Smileys volgen.
Pruimen ook.