In het leven zijn er dingen waar je niet tegen kan zijn. Het helpen oversteken van blinden bijvoorbeeld. De recyclage van gebruikte koffiecapsules tot een fiets. Het overschakelen op fairtrade koffie in de automaten van je kantoor. Zelfs al vond je de andere koffie lekkerder, dan is het not done om dat te zeggen. Eerlijk is eerlijk, en als dat niet voor jou geldt, dan in ieder geval toch wel voor de koffieboer.
Op dezelfde manier is het not done om tijdens een sollicitatiegesprek te zeggen dat je niet efficiënt bent. Inefficiënte sollicitanten zijn voor de werkgever wat open haarden zijn voor de milieuactivist. Absoluut te vermijden. Uit te roeien zelfs, als dat maar even kon.
‘Katrien verprutst geen seconde van haar tijd.’ Dat verklaarde mijn promotor tijdens de laudatio van mijn doctoraal proefschrift. Nu zijn laudatio’s wel van nature bedoeld om te verheerlijken, maar in alle eerlijkheid – en niet van de fairtrade-soort – had mijn promotor daar beslist een punt. Efficiënt ben ik altijd geweest, en dat heb ik altijd handig gevonden.
Tot corona kwam.
Ik hoor je denken. Dat het leven door de coronacrisis bijzonder inefficiënt werd. Als een vaatwasser die plots van energieklasse A naar E werd gedegradeerd.
Maar nee, zo was het niet. Althans niet hier. Een A werd eerder een A triple plus. Want nooit eerder werd zo duidelijk hoeveel tijd een mens in het gewone leven aan inefficiëntie kwijtraakt. Files, treinvertragingen, pendelaarsgebeuzel, gepraat van collega’s, wachtrijen bij loketten en kantines, en vergaderingen die vooral dienen om op reeds genomen beslissingen terug te komen en momenten voor nieuw overleg te plannen.
Bij velen zorgde het gedwongen thuiswerk voor een genadeloze snoei in wat vroeger inefficiëntie heette. Want voor online vergaderingen verscheen plots iedereen op tijd – niemand wilde immers de indruk wekken tijdens de kantooruren stiekem de tuin te zijn in gedoken voor een biertje onder een parasol –, de deelnemers waren zowaar inhoudelijk voorbereid, besprekingen verliepen meer gefocust, en mails raakten nooit eerder zo snel en effectief beantwoord.
Het gebeurt in deze bizarre tijd nog maar een zeldzame keer dat ik voor een rood verkeerslicht of in een korte file beland.
Maar precies op zo’n moment begrijp ik het plots.
Wanneer mijn gedachten de vrije loop krijgen, terwijl het dwarsende verkeer voorbijschuift en er even niet opgelet hoeft te worden.
Dàt is het moment waarop ik opeens gelukkig ben.
Omdat ik nieuwe ideeën krijg.
Omdat mijn fantasie de vrije loop heeft.
Omdat ik geïnspireerd raak.
Omdat ik voor even niet efficiënt hoef te zijn.
Het verkeerslicht springt op groen en ik moet doorrijden.
Maar de hele verdere weg naar huis besef ik voor het eerst wat het stilvallen van het normale leven met ons doet.
Hoewel velen het voelen, durft niemand die nog gezond is, te klagen. Want zijn we immers niet veilig? En zijn er niet zoveel die het erger hebben? De armen, de werklozen, de eenzamen, de zieken, en zij die in hun geïsoleerd ziekbed al gestorven zijn?
Op zo’n moment beginnen klagen, voelt zowaar nog onrechtvaardiger dan geen fairtrade koffie kopen.
En toch.
Is het wat het is.
Voelen we ons van tijd tot tijd als leeuwen in dierentuinkooien.
De plek functioneert. Veiligheid is gegarandeerd. Aan weerszijden van de tralies.
Maar ondertussen zijn we rusteloos, gestresst en gefrustreerd.
Ingedommeld en eindeloos alert tegelijk.
Ondertussen doen we met z’n allen koortsachtig ons best om de boel draaiende te houden. En draaien doet hij, efficiënter zelfs dan ooit tevoren.
Maar net daarin blijkt de valkuil te schuilen.
Wanneer blijkt dat de essentie van het leven inefficiënt is.
Dat haar rendement lager is dan dat van vaatwassers die al lang niet meer worden gemaakt, en haar omzet nog kleiner dan die van een drie keer failliet gegane multinational.
Leven is verlies, vanaf dag één. Alles wat je lijkt te verwerven, raak je weer kwijt, tot de dood het ultieme nulpunt brengt.
En toch kan precies dàt leven zielsgelukkig maken.
Uitgerekend op de momenten waarop efficiëntie niet bestaat.
Een oude platenspeler die kraakt en geen playlist of swipescherm heeft.
Een stoffige fles wijn die haar drinkers loom en dromerig maakt.
Een trein die midden in de velden tot stilstand komt en een nog nader te bepalen vertraging aankondigt.
Een middagwandeling in Brusselse straten, zomaar nergens heen.
Een praatje in de wandelgangen, op weg naar Max Havelaar.
Verdwaald tussen de plooien van het efficiënte leven ontdekken we het geluk.
De zuurstof.
De inspiratie.
De ideeën.
Die soms zo baanbrekend zijn dat ze het begrip efficiëntie een geheel nieuwe invulling geven.
Omdat het niet móet.
Op dezelfde manier is het not done om tijdens een sollicitatiegesprek te zeggen dat je niet efficiënt bent. Inefficiënte sollicitanten zijn voor de werkgever wat open haarden zijn voor de milieuactivist. Absoluut te vermijden. Uit te roeien zelfs, als dat maar even kon.
‘Katrien verprutst geen seconde van haar tijd.’ Dat verklaarde mijn promotor tijdens de laudatio van mijn doctoraal proefschrift. Nu zijn laudatio’s wel van nature bedoeld om te verheerlijken, maar in alle eerlijkheid – en niet van de fairtrade-soort – had mijn promotor daar beslist een punt. Efficiënt ben ik altijd geweest, en dat heb ik altijd handig gevonden.
Tot corona kwam.
Ik hoor je denken. Dat het leven door de coronacrisis bijzonder inefficiënt werd. Als een vaatwasser die plots van energieklasse A naar E werd gedegradeerd.
Maar nee, zo was het niet. Althans niet hier. Een A werd eerder een A triple plus. Want nooit eerder werd zo duidelijk hoeveel tijd een mens in het gewone leven aan inefficiëntie kwijtraakt. Files, treinvertragingen, pendelaarsgebeuzel, gepraat van collega’s, wachtrijen bij loketten en kantines, en vergaderingen die vooral dienen om op reeds genomen beslissingen terug te komen en momenten voor nieuw overleg te plannen.
Bij velen zorgde het gedwongen thuiswerk voor een genadeloze snoei in wat vroeger inefficiëntie heette. Want voor online vergaderingen verscheen plots iedereen op tijd – niemand wilde immers de indruk wekken tijdens de kantooruren stiekem de tuin te zijn in gedoken voor een biertje onder een parasol –, de deelnemers waren zowaar inhoudelijk voorbereid, besprekingen verliepen meer gefocust, en mails raakten nooit eerder zo snel en effectief beantwoord.
Het gebeurt in deze bizarre tijd nog maar een zeldzame keer dat ik voor een rood verkeerslicht of in een korte file beland.
Maar precies op zo’n moment begrijp ik het plots.
Wanneer mijn gedachten de vrije loop krijgen, terwijl het dwarsende verkeer voorbijschuift en er even niet opgelet hoeft te worden.
Dàt is het moment waarop ik opeens gelukkig ben.
Omdat ik nieuwe ideeën krijg.
Omdat mijn fantasie de vrije loop heeft.
Omdat ik geïnspireerd raak.
Omdat ik voor even niet efficiënt hoef te zijn.
Het verkeerslicht springt op groen en ik moet doorrijden.
Maar de hele verdere weg naar huis besef ik voor het eerst wat het stilvallen van het normale leven met ons doet.
Hoewel velen het voelen, durft niemand die nog gezond is, te klagen. Want zijn we immers niet veilig? En zijn er niet zoveel die het erger hebben? De armen, de werklozen, de eenzamen, de zieken, en zij die in hun geïsoleerd ziekbed al gestorven zijn?
Op zo’n moment beginnen klagen, voelt zowaar nog onrechtvaardiger dan geen fairtrade koffie kopen.
En toch.
Is het wat het is.
Voelen we ons van tijd tot tijd als leeuwen in dierentuinkooien.
De plek functioneert. Veiligheid is gegarandeerd. Aan weerszijden van de tralies.
Maar ondertussen zijn we rusteloos, gestresst en gefrustreerd.
Ingedommeld en eindeloos alert tegelijk.
Ondertussen doen we met z’n allen koortsachtig ons best om de boel draaiende te houden. En draaien doet hij, efficiënter zelfs dan ooit tevoren.
Maar net daarin blijkt de valkuil te schuilen.
Wanneer blijkt dat de essentie van het leven inefficiënt is.
Dat haar rendement lager is dan dat van vaatwassers die al lang niet meer worden gemaakt, en haar omzet nog kleiner dan die van een drie keer failliet gegane multinational.
Leven is verlies, vanaf dag één. Alles wat je lijkt te verwerven, raak je weer kwijt, tot de dood het ultieme nulpunt brengt.
En toch kan precies dàt leven zielsgelukkig maken.
Uitgerekend op de momenten waarop efficiëntie niet bestaat.
Een oude platenspeler die kraakt en geen playlist of swipescherm heeft.
Een stoffige fles wijn die haar drinkers loom en dromerig maakt.
Een trein die midden in de velden tot stilstand komt en een nog nader te bepalen vertraging aankondigt.
Een middagwandeling in Brusselse straten, zomaar nergens heen.
Een praatje in de wandelgangen, op weg naar Max Havelaar.
Verdwaald tussen de plooien van het efficiënte leven ontdekken we het geluk.
De zuurstof.
De inspiratie.
De ideeën.
Die soms zo baanbrekend zijn dat ze het begrip efficiëntie een geheel nieuwe invulling geven.
Omdat het niet móet.