Het binnenschijnen van de westelijke avondzon in mijn bureau brengt steevast een stroom van inspiratie op gang. Voor iemand die schrijft is er niets heerlijkers dan dat.Dat was het belangrijkste dat de afgelopen verkiezingszondag me bracht. Nadat het drukke rondhossen van lenteliefhebbers op fietsen, op weg naar trappisten en ijsjes op overvolle terrassen, door het vallen van de avond een natuurlijk einde kende.
Ik raakte gekluisterd aan mijn laptop, mijn vingers op het klavier met de passie van een pianist die Rachmaninov speelt. Er is een verhaal in de maak, en sinds enkele weken zit er een nieuw begin in mijn hoofd. Het was geen fictie. Het was echt.
Na een zaterdagavond-etentje, vergezeld van humoristische en toch ernstige gesprekken zoals die de beste vrouwenvriendschappen typeren, reed ik in het donker naar huis. Het was bijna middernacht. Ik bevond me niet bepaald op de best verlichte en drukst bereden wegen van Vlaams-Brabant. Toen ik bij een stuk weg kwam dat door wegenwerken was afgesloten, was ik genoodzaakt naar links af te slaan.
Tien seconden radiostilte. Zou ze het me kwalijk nemen? Vrouwen zijn moeilijk als het over koerswijzigingen gaat. Ik ben niet anders.
“Blijf de weg volgen”, zei mijn navigatie-co-piloot uiteindelijk met een stem die even kalm klonk als voorheen.
Ik glimlachte en drukte het gaspedaal gelijkmatig in.
‘Hell ain’t no bad place to be’, zong ACDC, terwijl ik mijn ogen geconcentreerd op de weg hield.
Een geweldig nummer. Hoewel ik het altijd wat gewaagd had gevonden om zoiets controversieels uit te schreeuwen. Het tarten van het lot, weet je wel? Ik zong dat stukje nooit luidop mee. Diep in mij schuilt een kern van bijgelovigheid die zich maar niet laat uitroeien, aangezien ik bij elke nieuwe poging word geconfronteerd met de vaststelling dat er werkelijk meer is dan wij, stervelingen, met onze zintuigen kunnen waarnemen.
Los van die waarheid waren het vooral mijn zintuigen die ik nodig had op het stuk weg waarvan ik me al snel beklaagde dat ik het bereed. Paaltjes, drempels, wegversmallingen, onverwacht opdoemende voorrangswegen, en dan ook nog een keer een afslag naar links die de voorrangsweg bleek te zijn. Hoewel het overduidelijk was dat de arbeiders die ooit de rechte weg waarop ik reed hadden aangelegd, dìe weg als voorrangsweg hadden bedoeld.
Mijn stille ergernis maakte plaats voor een onbehaaglijker gevoel toen ik plots vaststelde dat ik letterlijk in het veld was beland. Links hoog gras. Rechts hoog gras. Geen straatverlichting meer, enkel af en toe een reflecterend paaltje. En dat op een weg die net één auto breed was en waarvan ik bijna zeker was dat er tweerichtingsverkeer was toegelaten.
‘Blijf de weg volgen.’
Sommige vrouwen verliezen nooit hun kalmte. Ik probeer al jaren zo iemand te zijn.
Ik verminderde snelheid en concentreerde me op de bochtjes, terwijl ik probeerde te vergeten hoe lang het geleden was dat ik een smal onverhard uitwijkplekje tussen de weg en de gracht naast het veld had gezien.
Puts me down, fools me around
What's she doing to me?
Een tegenligger zou hoogst vervelend zijn. Gevaarlijk ook door al die bochtjes en het beperkte zicht.
Maar dat was beslist niet het ergste.
Want wat als er nu plots een man uit één van deze velden zou springen?
Een psychopaat, wachtend op een nietsvermoedende nachtelijke passant. Of iemand die me kende, die had gezien waar en wanneer ik was vertrokken en die me al de hele tijd in de gaten hield. Zoals in een film die ik onlangs zag en waarbij het slachtoffer een dag later dood werd teruggevonden, drijvend in een Australisch meer.
Of een demente bejaarde misschien, die per ongeluk werd aangereden? Of die deed alsof, tot ik uitstapte en ging kijken hoe het met hem gesteld was.
Had Proximus hier eigenlijk wel bereik? Het zou me niet verbazen als dat niet het geval was.
Ik draaide dapper aan de volumeknop van de radio. Ver kon het niet meer zijn voor ik weer in de bewoonde wereld kwam.
Toch?
Late at night turns down the lights
Close up on me
Opens my heart, tears it apart
Brings out the devil in me
Hell ain’t no bad place to be
Mijn huiveringwekkende gedachte parkeerde ik even, met het label ‘verhaal in de maak’. Bij de westelijke avondzon in mijn bureau was dat beslist een weg die ik een keer zou blijven volgen.
Ik raakte gekluisterd aan mijn laptop, mijn vingers op het klavier met de passie van een pianist die Rachmaninov speelt. Er is een verhaal in de maak, en sinds enkele weken zit er een nieuw begin in mijn hoofd. Het was geen fictie. Het was echt.
Na een zaterdagavond-etentje, vergezeld van humoristische en toch ernstige gesprekken zoals die de beste vrouwenvriendschappen typeren, reed ik in het donker naar huis. Het was bijna middernacht. Ik bevond me niet bepaald op de best verlichte en drukst bereden wegen van Vlaams-Brabant. Toen ik bij een stuk weg kwam dat door wegenwerken was afgesloten, was ik genoodzaakt naar links af te slaan.
Tien seconden radiostilte. Zou ze het me kwalijk nemen? Vrouwen zijn moeilijk als het over koerswijzigingen gaat. Ik ben niet anders.
“Blijf de weg volgen”, zei mijn navigatie-co-piloot uiteindelijk met een stem die even kalm klonk als voorheen.
Ik glimlachte en drukte het gaspedaal gelijkmatig in.
‘Hell ain’t no bad place to be’, zong ACDC, terwijl ik mijn ogen geconcentreerd op de weg hield.
Een geweldig nummer. Hoewel ik het altijd wat gewaagd had gevonden om zoiets controversieels uit te schreeuwen. Het tarten van het lot, weet je wel? Ik zong dat stukje nooit luidop mee. Diep in mij schuilt een kern van bijgelovigheid die zich maar niet laat uitroeien, aangezien ik bij elke nieuwe poging word geconfronteerd met de vaststelling dat er werkelijk meer is dan wij, stervelingen, met onze zintuigen kunnen waarnemen.
Los van die waarheid waren het vooral mijn zintuigen die ik nodig had op het stuk weg waarvan ik me al snel beklaagde dat ik het bereed. Paaltjes, drempels, wegversmallingen, onverwacht opdoemende voorrangswegen, en dan ook nog een keer een afslag naar links die de voorrangsweg bleek te zijn. Hoewel het overduidelijk was dat de arbeiders die ooit de rechte weg waarop ik reed hadden aangelegd, dìe weg als voorrangsweg hadden bedoeld.
Mijn stille ergernis maakte plaats voor een onbehaaglijker gevoel toen ik plots vaststelde dat ik letterlijk in het veld was beland. Links hoog gras. Rechts hoog gras. Geen straatverlichting meer, enkel af en toe een reflecterend paaltje. En dat op een weg die net één auto breed was en waarvan ik bijna zeker was dat er tweerichtingsverkeer was toegelaten.
‘Blijf de weg volgen.’
Sommige vrouwen verliezen nooit hun kalmte. Ik probeer al jaren zo iemand te zijn.
Ik verminderde snelheid en concentreerde me op de bochtjes, terwijl ik probeerde te vergeten hoe lang het geleden was dat ik een smal onverhard uitwijkplekje tussen de weg en de gracht naast het veld had gezien.
Puts me down, fools me around
What's she doing to me?
Een tegenligger zou hoogst vervelend zijn. Gevaarlijk ook door al die bochtjes en het beperkte zicht.
Maar dat was beslist niet het ergste.
Want wat als er nu plots een man uit één van deze velden zou springen?
Een psychopaat, wachtend op een nietsvermoedende nachtelijke passant. Of iemand die me kende, die had gezien waar en wanneer ik was vertrokken en die me al de hele tijd in de gaten hield. Zoals in een film die ik onlangs zag en waarbij het slachtoffer een dag later dood werd teruggevonden, drijvend in een Australisch meer.
Of een demente bejaarde misschien, die per ongeluk werd aangereden? Of die deed alsof, tot ik uitstapte en ging kijken hoe het met hem gesteld was.
Had Proximus hier eigenlijk wel bereik? Het zou me niet verbazen als dat niet het geval was.
Ik draaide dapper aan de volumeknop van de radio. Ver kon het niet meer zijn voor ik weer in de bewoonde wereld kwam.
Toch?
Late at night turns down the lights
Close up on me
Opens my heart, tears it apart
Brings out the devil in me
Hell ain’t no bad place to be
Mijn huiveringwekkende gedachte parkeerde ik even, met het label ‘verhaal in de maak’. Bij de westelijke avondzon in mijn bureau was dat beslist een weg die ik een keer zou blijven volgen.