Anderhalf uur autorijden voor een bezoek aan een meubelzaak die je alleen van de reclame op de radio kent, doe je normaal niet. Maar wanneer je op doorreis bent van een uitje naar Nederland, kan het wel.
En ze hebben best mooie dingen daar in Hulst, zo blijkt. Maar dat het misschien een gedoe is om een sofa in België te laten leveren, vraag je je dan af.
Een probleem dat zich echter niet stelt voor de twee staanlampen die op de weg naar de uitgang langs het wandelpad prijken, en nog wel in de auto zouden passen.
Hoeveel ze kosten, willen we weten, want er hangt geen prijskaartje aan vast. Een piepjonge, vriendelijke verkoper legt uit dat hij het even voor ons zal opzoeken. Drie minuten later keert hij terug, zonder prijs, maar wel met een collega in zijn kielzog. De hoop dat de collega het licht zou zien, blijkt echter tevergeefs, want ook zij kent naam noch prijs van de lampenset.
‘Neem deze mensen even mee naar de verlichtingsafdeling’, raadt ze de jonge verkoper aan, ‘daar kunnen ze vast helpen.’
‘Het lijkt een heel eind’, zegt hij tegen ons wanneer we de winkel doorkruisen, ‘maar we zijn er zo.’
‘Geeft niks’, stel ik hem luchtig gerust, ‘we zijn goede wandelaars!’
Hij glimlacht.
De vrouw die de leiding heeft over de verlichtingsafdeling, doet dat niet. Ze geeft ons een slap handje, en ziet er bepaald niet verheugd uit over het feit dat twee potentiële klanten naar haar toe zijn geleid.
‘Als we de lampen hier zien, kennen we meteen de prijs’, stelt de jonge vriendelijke verkoper optimistisch.
‘Áls jullie ze zien’, suggereert de dame sceptisch, met een accent dat een heimat in de Belgische stad der steden verraadt.
Ze krijgt gelijk, want we zien de lampen niet. Zij evenmin, voor zover ze kijkt.
Dynamisch en behulpzaam start de jongeman daarop een zoektocht op de computer van de verlichtingsafdeling. De dame staat erbij en lijkt de stille hoop te koesteren dat bij ons het licht vanzelf zal uitgaan.
De gegevens over de lampenset blijken onvindbaar.
‘We zijn bereid om het toonzaalmodel mee te nemen’, stellen wij voor, ‘welke prijs had u daarvoor in gedachten?’
De bazin van de verlichting kijkt ons aan alsof we net hebben voorgesteld in ruil voor de lampenset de hele toonzaal te stofzuigen en te dweilen.
‘Daarvan kan ab-so-lúút geen sprake zijn’, verklaart ze, ‘toonzaalmodellen worden nooit verkocht!’
Kennelijk staat het concept ‘winkel’ niet langer voor een plek waar je na een consensus over de prijs dingen kan kopen.
‘U kan uw gegevens achterlaten en dan contacteren we u nog wel als de gegevens over de lampenset nog kunnen worden teruggevonden.’
Dat vinden we jammer, aangezien we op doorreis zijn en nog een heel eind naar huis moeten rijden, waardoor we niet zomaar kunnen terugkeren.
Zonder te vragen waar we dan precies vandaan komen, zegt de vrouw: ‘Het is toch zeker wel niet het einde van de wereld!’
Niet waar zij vandaan komt, nee, daar ligt zonder enige twijfel het begín van de wereld. Maar helaas niet van de beschaving.
De dame verdwijnt, de jonge vriendelijke verkoper houdt stand en blijft in de computer dapper zoeken naar gegevens over de lamp. Tevergeefs, maar zijn inspanningen zijn ontwapenend en een mooi staaltje van de klantvriendelijkheid die zijn verlichte collega ontbeert. Na hem hartelijk te hebben bedankt, vertrekken we huiswaarts.
Twee dagen later krijgen we een mail van de meubelzaak:
‘Beste,
U was afgelopen vrijdag bij ons in de winkel en was geïnteresseerd in een lamp.
Ik heb het even uitgezocht en helaas blijkt deze lamp niet langer tot de collectie te behoren.
Ik mag u evenwel het showmodel meegeven. De lampen vormen een set die normaal 648 euro zou kosten. Ik mag ze enkel dit weekend meegeven met 50% korting, dus voor 324 euro.
Laat u me iets weten?’
Even zijn we met verstomming geslagen. Is het vandaag ‘haal-een-grap-uit-met-je-klant’-dag? Of knijpt de god van de verlichting voor de gelegenheid een oogje dicht? Dat moet dan wel, want want voorheen nog een halsmisdaad leek – verkoop van showroommodellen – kan nu plots wel. Maar alleen vandaag, dus moeten we ons reppen om 324 euro te mogen uitgeven en in totaal drie uur in de auto te kunnen zitten. Een verlichte geest kost geld, moeten ze daar in Hulst hebben gedacht. Of was het Antwerpen dat met dit royale voorstel kwam?
In ieder geval bedanken we liever voor dit buitenkansje. Ondankbaar ongetwijfeld, maar hoewel we niet aan het einde van de wereld wonen, is het moeilijk geworden om deze geweldige lampenset nog in een positief daglicht te kunnen zien.
En ze hebben best mooie dingen daar in Hulst, zo blijkt. Maar dat het misschien een gedoe is om een sofa in België te laten leveren, vraag je je dan af.
Een probleem dat zich echter niet stelt voor de twee staanlampen die op de weg naar de uitgang langs het wandelpad prijken, en nog wel in de auto zouden passen.
Hoeveel ze kosten, willen we weten, want er hangt geen prijskaartje aan vast. Een piepjonge, vriendelijke verkoper legt uit dat hij het even voor ons zal opzoeken. Drie minuten later keert hij terug, zonder prijs, maar wel met een collega in zijn kielzog. De hoop dat de collega het licht zou zien, blijkt echter tevergeefs, want ook zij kent naam noch prijs van de lampenset.
‘Neem deze mensen even mee naar de verlichtingsafdeling’, raadt ze de jonge verkoper aan, ‘daar kunnen ze vast helpen.’
‘Het lijkt een heel eind’, zegt hij tegen ons wanneer we de winkel doorkruisen, ‘maar we zijn er zo.’
‘Geeft niks’, stel ik hem luchtig gerust, ‘we zijn goede wandelaars!’
Hij glimlacht.
De vrouw die de leiding heeft over de verlichtingsafdeling, doet dat niet. Ze geeft ons een slap handje, en ziet er bepaald niet verheugd uit over het feit dat twee potentiële klanten naar haar toe zijn geleid.
‘Als we de lampen hier zien, kennen we meteen de prijs’, stelt de jonge vriendelijke verkoper optimistisch.
‘Áls jullie ze zien’, suggereert de dame sceptisch, met een accent dat een heimat in de Belgische stad der steden verraadt.
Ze krijgt gelijk, want we zien de lampen niet. Zij evenmin, voor zover ze kijkt.
Dynamisch en behulpzaam start de jongeman daarop een zoektocht op de computer van de verlichtingsafdeling. De dame staat erbij en lijkt de stille hoop te koesteren dat bij ons het licht vanzelf zal uitgaan.
De gegevens over de lampenset blijken onvindbaar.
‘We zijn bereid om het toonzaalmodel mee te nemen’, stellen wij voor, ‘welke prijs had u daarvoor in gedachten?’
De bazin van de verlichting kijkt ons aan alsof we net hebben voorgesteld in ruil voor de lampenset de hele toonzaal te stofzuigen en te dweilen.
‘Daarvan kan ab-so-lúút geen sprake zijn’, verklaart ze, ‘toonzaalmodellen worden nooit verkocht!’
Kennelijk staat het concept ‘winkel’ niet langer voor een plek waar je na een consensus over de prijs dingen kan kopen.
‘U kan uw gegevens achterlaten en dan contacteren we u nog wel als de gegevens over de lampenset nog kunnen worden teruggevonden.’
Dat vinden we jammer, aangezien we op doorreis zijn en nog een heel eind naar huis moeten rijden, waardoor we niet zomaar kunnen terugkeren.
Zonder te vragen waar we dan precies vandaan komen, zegt de vrouw: ‘Het is toch zeker wel niet het einde van de wereld!’
Niet waar zij vandaan komt, nee, daar ligt zonder enige twijfel het begín van de wereld. Maar helaas niet van de beschaving.
De dame verdwijnt, de jonge vriendelijke verkoper houdt stand en blijft in de computer dapper zoeken naar gegevens over de lamp. Tevergeefs, maar zijn inspanningen zijn ontwapenend en een mooi staaltje van de klantvriendelijkheid die zijn verlichte collega ontbeert. Na hem hartelijk te hebben bedankt, vertrekken we huiswaarts.
Twee dagen later krijgen we een mail van de meubelzaak:
‘Beste,
U was afgelopen vrijdag bij ons in de winkel en was geïnteresseerd in een lamp.
Ik heb het even uitgezocht en helaas blijkt deze lamp niet langer tot de collectie te behoren.
Ik mag u evenwel het showmodel meegeven. De lampen vormen een set die normaal 648 euro zou kosten. Ik mag ze enkel dit weekend meegeven met 50% korting, dus voor 324 euro.
Laat u me iets weten?’
Even zijn we met verstomming geslagen. Is het vandaag ‘haal-een-grap-uit-met-je-klant’-dag? Of knijpt de god van de verlichting voor de gelegenheid een oogje dicht? Dat moet dan wel, want want voorheen nog een halsmisdaad leek – verkoop van showroommodellen – kan nu plots wel. Maar alleen vandaag, dus moeten we ons reppen om 324 euro te mogen uitgeven en in totaal drie uur in de auto te kunnen zitten. Een verlichte geest kost geld, moeten ze daar in Hulst hebben gedacht. Of was het Antwerpen dat met dit royale voorstel kwam?
In ieder geval bedanken we liever voor dit buitenkansje. Ondankbaar ongetwijfeld, maar hoewel we niet aan het einde van de wereld wonen, is het moeilijk geworden om deze geweldige lampenset nog in een positief daglicht te kunnen zien.