Als je op zoek bent naar een plek waar mensen veertig jaar lang iedere ochtend en avond de meest banale conversaties voeren, dan moet je een treinabonnement nemen.
De effectiviteit van een koolhydraatvrij dieet. Zanderige verhalen uit all-inclusivehotels. De weekendinhoud van de pamper van de pasgeboren zoon. In de trein naar Brussel blijft geen detail je bespaard.
Er zitten toch steeds weer andere mensen?
Dat zou je denken.
Of dat ze in de loop van hun pendelcarrière ouder en wijzer worden en daarmee interessantere gespreksonderwerpen weten aan te snijden.
Vergeet het maar. Ze worden alleen maar ouder…
Zonder een boek dat interessant genoeg is om je geest van dat oeverloze gelul af te zonderen, stap je daarom het liefst bij het eerste station weer uit.
Ik kan het weten.
Want op een of andere manier raak ik namelijk altijd opgescheept met pendelaars die het de hele tijd over de geniale schoolprestaties van hun vijfjarige of over de keramische vloeren en superisolerende ramen in hun persoonlijke bouwprojecten hebben. En gek genoeg komen er altijd weer nieuwe. Nieuwe kinderen en projecten, al dan niet voorafgegaan door echtscheidingen, waardoor het leven één grote aaneenschakeling van kleuterexamenstress en bouwwerven zou lijken zonder een boek om in te vluchten.
Soms neem ik foto’s van sprekende passages en stuur ik die achteraf naar mensen door. Met een stuk uit ‘Vele hemels boven de zevende’ heb ik al vrienden ontroerd tot op een diepte waarvan ze niet wisten dat ze die bezaten.
Heerlijk zijn de brugdagen waarop iedereen vakantie neemt en ik werk. De stilte in een treinwagon is namelijk onbetaalbaar voor wie schrijft.
Het klopt niet dat ik graag vertel over het gewone leven van gewone mensen, omdat ze niet bestaan. Niet die levens en niet die mensen. Ik heb een neus voor de rauwe waarheid achter het pendelaarsgezwam. Voor de echte mens achter de façade, in al zijn schandalige, sublieme naaktheid. Ik schrijf over gezinnen en de individuen die ze vormen, al dan niet met tanend engagement. Over menselijke queesten om het leven betekenis te geven, over het slagen en mislukken daarvan, en over alle pijn en geluk onderweg.
‘Mededeling aan de reizigers. Door een storing aan een overweg, staat onze trein momenteel stil. We hopen zodadelijk onze reis te kunnen hervatten.’
Als de NMBS rollen plakband ter beschikking zou stellen, is dit het beste wat de pendelaars kan overkomen. Tijd en stilte.
Dertig jaar geleden deden sommige leraars in lagere scholen dat. De monden van babbelzieke kinderen dichtplakken. Ik denk dat onderwijsmensen daarvoor nu naar de gevangenis zouden worden gestuurd. Of naar Brussel worden overgeplaatst. Voor sommigen is dat nog erger. Anderen leven dan weer enorm op. Een publiek van een volledige treinwagon, vergeleken bij een klasje van twintig? Zelfs wanneer je stilstaat, is voor een pendelaar vooruitgang mogelijk.
De effectiviteit van een koolhydraatvrij dieet. Zanderige verhalen uit all-inclusivehotels. De weekendinhoud van de pamper van de pasgeboren zoon. In de trein naar Brussel blijft geen detail je bespaard.
Er zitten toch steeds weer andere mensen?
Dat zou je denken.
Of dat ze in de loop van hun pendelcarrière ouder en wijzer worden en daarmee interessantere gespreksonderwerpen weten aan te snijden.
Vergeet het maar. Ze worden alleen maar ouder…
Zonder een boek dat interessant genoeg is om je geest van dat oeverloze gelul af te zonderen, stap je daarom het liefst bij het eerste station weer uit.
Ik kan het weten.
Want op een of andere manier raak ik namelijk altijd opgescheept met pendelaars die het de hele tijd over de geniale schoolprestaties van hun vijfjarige of over de keramische vloeren en superisolerende ramen in hun persoonlijke bouwprojecten hebben. En gek genoeg komen er altijd weer nieuwe. Nieuwe kinderen en projecten, al dan niet voorafgegaan door echtscheidingen, waardoor het leven één grote aaneenschakeling van kleuterexamenstress en bouwwerven zou lijken zonder een boek om in te vluchten.
Soms neem ik foto’s van sprekende passages en stuur ik die achteraf naar mensen door. Met een stuk uit ‘Vele hemels boven de zevende’ heb ik al vrienden ontroerd tot op een diepte waarvan ze niet wisten dat ze die bezaten.
Heerlijk zijn de brugdagen waarop iedereen vakantie neemt en ik werk. De stilte in een treinwagon is namelijk onbetaalbaar voor wie schrijft.
Het klopt niet dat ik graag vertel over het gewone leven van gewone mensen, omdat ze niet bestaan. Niet die levens en niet die mensen. Ik heb een neus voor de rauwe waarheid achter het pendelaarsgezwam. Voor de echte mens achter de façade, in al zijn schandalige, sublieme naaktheid. Ik schrijf over gezinnen en de individuen die ze vormen, al dan niet met tanend engagement. Over menselijke queesten om het leven betekenis te geven, over het slagen en mislukken daarvan, en over alle pijn en geluk onderweg.
‘Mededeling aan de reizigers. Door een storing aan een overweg, staat onze trein momenteel stil. We hopen zodadelijk onze reis te kunnen hervatten.’
Als de NMBS rollen plakband ter beschikking zou stellen, is dit het beste wat de pendelaars kan overkomen. Tijd en stilte.
Dertig jaar geleden deden sommige leraars in lagere scholen dat. De monden van babbelzieke kinderen dichtplakken. Ik denk dat onderwijsmensen daarvoor nu naar de gevangenis zouden worden gestuurd. Of naar Brussel worden overgeplaatst. Voor sommigen is dat nog erger. Anderen leven dan weer enorm op. Een publiek van een volledige treinwagon, vergeleken bij een klasje van twintig? Zelfs wanneer je stilstaat, is voor een pendelaar vooruitgang mogelijk.